Mijn dagboeken in Boer & Tuinder

oktober 1, 2010

Een koe met een naam

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 8:35 pm

Ik heb de gewoonte om elk kalf dat op onze boerderij geboren wordt een naam te geven. Dat maakt elke geboorte een beetje speciaal en spannend, want ik ben al aan het nadenken over een geschikte naam terwijl het kalven aan de gang is.
In 1989 – toen we vijf jaar aan het boeren waren – zijn we gestart met de letter A en we laten de naam elk jaar met een volgende letter van het alfabet beginnen, zodat we gemakkelijk kunnen onthouden welke koeien in hetzelfde jaar geboren zijn. Wie snel kan rekenen, weet dat we dus dit jaar aan de letter V gekomen zijn. Ik ging er in het begin van uit dat het wel stilaan tijd zou zijn om te stoppen als boer wanneer het alfabet ten einde was, en we dus 31 jaar geboerd zouden hebben. Maar nu ik op vier letters van het einde van het alfabet gekomen ben, begin ik hoe langer hoe meer te beseffen dat ik nog absoluut niet toe ben aan stoppen over vier jaar. Ik doe mijn job nog veel te graag. Ik ben zeker nog niet uitgeblust en ik heb nog heel wat plannen en doelen voor ogen die ik nog wil realiseren als boer. Ik heb daarom intussen voor mezelf al uitgemaakt dat ik zonder problemen opnieuw bij de letter A kan beginnen, omdat er op ons bedrijf natuurlijk allang geen koeien meer zijn met een naam die met A begint.
Voor diegenen die het willen weten, ik zal bij het einde van het alfabet 58 jaar zijn. Dat leek mij 21 jaar geleden – in een tijd dat de meeste loontrekkende mensen hier in mijn omgeving op 55 of 56 jaar met brugpensioen gingen – een normale leeftijd om ermee te stoppen. Maar de tijden veranderen en het komt mij goed uit dat men steeds meer begint te praten over werken tot 65 jaar. Ik ben dan ook van plan om nog een tijd door te gaan – als ik gezond mag blijven, natuurlijk. Zo lang ik plezier beleef aan het werken met mijn koeien en bij het inkuilen van een snede prima kwaliteit voordroog – zoals afgelopen zaterdag – dat gelukzalige gevoel van voldoening heb, is stoppen niet aan de orde.
Ik denk dat het belangrijk is voor je motivatie als boer om steeds doelen te hebben waar je naartoe werkt. Dat hoeven echt geen onbereikbare dromen te zijn, maar realiseerbare ambities. Een van mijn ambities was om ooit een 100.000-literkoe te fokken. Dat leek mij een realistisch maar toch ambitieus doel, want zo dik lopen de boeren niet die dit realiseerden. Als je dan je eerste 100.000-literkoe hebt, dan droom je natuurlijk van een tweede koe met deze productie. Lukt dat ook, dan droom je verder. Door met deze ingesteldheid te werken, wordt je leven geen sleur en blijf je steeds ambitieus.
Mijn gewoonte om mijn koeien al bij de geboorte een naam te geven, leverde onlangs een serieus probleem op bij het nieuwe managementprogramma van mijn melksysteem. Bij het overzetten van de diergegevens van het oude programma naar het nieuwe systeem – dat meer mogelijkheden heeft om allerhande rapporten en analyses te maken van de prestaties van de koeien – bleek dat al mijn jongvee verdwenen was uit het bestand. Het nieuwe systeem ging ervan uit dat alle dieren een nummer hebben. Aan dat nummer kan men eventueel wel een naam linken, maar zonder nummer geen dier. Dat is toch wel een beetje onbegrijpelijk, want onderzoek heeft al verschillende keren aangetoond dat koeien met een naam meer melk produceren dan koeien zonder. Zo’n conclusies moet je natuurlijk relativeren, want de achterliggende reden zal natuurlijk wel zijn dat boeren die de moeite doen om hun koeien een naam te geven hun dieren ook meer als een individu gaan benaderen. Die aanpak is dan meestal ook te zien in de kennis van de afstamming van hun koeien en de daarbij horende bewuste stierkeuze als vader voor het volgende kalf. Deze individuele benadering bij de stierkeuze heeft er bij onze koeien bijvoorbeeld toe geleid dat de 129 dieren op ons bedrijf 65 verschillende vaders hebben – ook voor mij een enigszins verrassende vaststelling.
Dat de manier waarop je met je dieren omgaat echt wel invloed heeft op de prestaties van de koeien, kon ik een paar jaar geleden ervaren. Ik was enkele dagen buiten strijd na een operatie aan mijn achillespees en tijdens die periode namen onze twee zonen het melken over. Hoewel de koeien hetzelfde rantsoen kregen als normaal, zagen we de melkproductie merkelijk dalen. Toen ik na een week het melken weer overnam, steeg de productie opnieuw naar het oorspronkelijke niveau. Er was maar één verklaring mogelijk: de koeien voelden duidelijk een verschil in aanpak van de melkers. In hun jeugdige enthousiasme waren onze zonen waarschijnlijk iets minder geduldig in de omgang met de dieren, wat resulteerde in stress en als gevolg daarvan een lagere melkproductie.
Ik heb de gewoonte om tegen mijn koeien te praten en dat kan soms wel leiden tot hilarische toestanden. Zo zei ik vorig jaar iets tegen één van onze koeien, in de weide naast onze buren. Aan de andere kant van de laurierhaag antwoordde onze buurman, omdat hij dacht dat ik hem aansprak.
– Marcel Heylen

februari 20, 2010

Veeportaal, een huis met veel kamers

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 8:28 pm

De trouwe lezers van deze rubriek hebben na het lezen van mijn titel al wel begrepen dat ik verwijs naar de dagboekbijdrage die collega Luc Callemeyn enkele weken geleden schreef. De teneur van zijn verhaal was dat Veeportaal slecht zou werken en heel gebruiksonvriendelijk is. Ik heb alle respect voor de mening van andere mensen, maar in dit geval zou ik deze uitspraak toch wel enigszins willen nuanceren en tegenspreken.
Veeportaal is een zeer uitgebreide internettoepassing, die een massa aan gegevens en individuele bedrijfsinformatie bevat. Op de overzichtspagina vind je elf verschillende rubrieken, die volgens mij op een duidelijke en overzichtelijke manier verwijzen naar de inhoud van de onderliggende bladzijden, zodat je hier gemakkelijk kan kiezen naar welke rubriek je wilt gaan. Die rubrieken zijn volgens mij zeer logisch en gestructureerd opgebouwd. Bij een geboortemelding lijkt het mij bijvoorbeeld toch logisch dat je eerst een oormerknummer kiest en dan de geboortedatum ingeeft. Vervolgens geef je het geslacht en de haarkleur van het kalf op. Daarna identificeer je de moeder van het kalf. En daarmee is je kalf geregistreerd.
Heb je een contract met CRV, dan moet je natuurlijk ook deze rubriek invullen. Het voordeel is dat je onmiddellijk een naam kan geven aan je dier en dat de geboortegegevens van het kalf opgeslagen worden. Dat is belangrijk voor CRV, om de afkalfgemakindex van de geregistreerde dieren te berekenen. Maar ook voor de veehouder heeft dit een meerwaarde, omdat je deze gegevens altijd kan opvragen. Vóór de introductie van Veeportaal schreef ik deze gegevens allemaal op in een apart schriftje en nu is dat niet meer nodig.
Ik vind het ook zeer vreemd dat in Boer&Tuinder van vorige week, in het verslag van de sectorvakgroep Melkvee, ‘”e vakgroep haar bezorgdheid herhaalt over de weinig gebruiksvriendelijke werking van het Veeportaal voor de input van courante, verplichte meldingen.” Ik zou echt eens willen weten wat die problemen dan wel zijn. Ik doe al sinds 16 maart van vorig jaar al mijn geboortemeldingen, vertrekmeldingen, bestellingen en recent nog mijn jaarlijkse registercontrole via Veeportaal, zonder enig probleem.
Ik heb de indruk dat het vooral mensen zijn die niet met Veeportaal werken die klagen over de werking ervan. De Beroepswerking van de Boerenbond heeft al heel wat Veeportaalopleidingen georganiseerd. In een praktische opleiding van drie uurtjes leer je hier, onder leiding van een deskundige lesgever, op een efficiënte manier werken met het Veeportaal. De meeste cursisten kunnen aan het einde van de les vlot overweg met de courante meldingen, bestellingen en rapporten van Veeportaal. Werken met een nieuwe toepassing of een nieuw systeem is altijd een beetje aanpassen en zoeken, maar vooral veel oefenen. Ik zou het willen vergelijken met ‘robot melken’ – iets wat ik zelf geregeld ervaar. Mensen die niet met een robot melken, hebben een hele hoop vooroordelen over het systeem en helemaal niet gehinderd door enige ervaring of kennis ter zake breken ze het tot op de grond af.
Het vroegere Saninet (de voorganger van Veeportaal) vergelijken met de huidige internettoepassing is alsof je een studentenkot vergelijkt met een riante villa. Het is dan ook logisch dat je op het eerste gezicht bij het verhuizen van een simpele eenkamerwoning naar de ruime villa niet onmiddellijk je draai kan vinden in een huis met zoveel verschillende kamers. Maar dat zegt niets over de kwaliteit van de nieuwe woning.
Hoe je het ook draait of keert, Veeportaal is voor de veehouders een enorme stap voorwaarts in de administratieve vereenvoudiging, die je heel wat schrijfwerk kan besparen als je ervan gebruik wilt maken. Trouwens, als Veeportaal zo slecht zou werken als men wil laten uitschijnen, hoe kan het dan dat amper acht maanden na de introductie al meer dan de helft van de geboortemeldingen via Veeportaal gebeuren en dat dit aantal elke maand blijft stijgen?

De regio waar ik woon, de Antwerpse Kempen, is de laatste weken wel erg dikwijls in het nieuws geweest. Spijtig genoeg met niet zo fraaie gebeurtenissen, die de indruk wekken dat ze hier in de buurt niet erg snugger zijn. Eerst waren er de hallucinant belachelijke beelden in alle tv-nieuwsberichten van enkele mannen die met een emmer en een truweeltje de met diepe putten bezaaide E313 tussen Antwerpen en Hasselt herstelden met vloeibaar asfalt. De opdrachtgeefster was hier wel een West-Vlaamse minister … Vervolgens stuurde de NMBS in Herentals een elektrische trein op een spoor voor dieseltreinen. De eerlijkheid gebiedt mij wel te zeggen dat er plannen zijn om die lijn in de toekomst te elektrificeren. Het was dus eigenlijk een iets te vroege testrit.

– Marcel Heylen

januari 22, 2010

Uitgeslapen

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 9:55 pm

Wanneer u deze dagboekbijdrage onder ogen krijgt, is de 66ste editie van Agribex in volle gang. De liefhebbers van de prijskampen voor rundvee zullen waarschijnlijk al in Brussel geweest zijn en heel wat andere collega’s maken de tweejaarlijkse uitstap naar onze hoofdstad dit weekend – wanneer de kinderen of kleinkinderen niet naar school hoeven. Want ondanks de slechte economische situatie in zowat alle sectoren van de land- en tuinbouw, toch blijft het ‘Landbouwsalon’ nog steeds een klassieker, waar iedereen die binding heeft met de sector geweest wil zijn.
Ik herinner mij nog dat mijn eerste dagboekbijdrage die ik voor Boer&Tuinder schreef net handelde over het bezoek van ons gezin aan Agribex. Ondertussen zijn we bijna acht jaar verder en wanneer ik zo vlug uit het hoofd reken, dan zou dit wel eens ongeveer het vijftigste dagboek kunnen zijn dat ik schrijf. In tegenstelling tot sommige van mijn collega-dagboekschrijvers – die wel eens laten uitschijnen dat het soms moeilijk is om een onderwerp te vinden – moet ik toegeven dat ik meestal zoveel onderwerpen in mijn hoofd heb dat er veel te weinig plaats is om alles te behandelen.
Ik begin gewoonlijk met het zoeken van een geschikte titel, die moet én de nieuwsgierigheid van de lezer prikkelen én aangeven waar het stuk over gaat. Zo had ik ook voor deze week al een titel klaar, en enkele onderwerpen met Agribex als kapstok. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik afgelopen vrijdag in dit weekblad de dagboekbijdrage van Kris Van der Velpen onder ogen, kreeg met als titel ‘Nostalgie’. U voelt mij al komen: dat was nu net de titel die ik ook in gedachten had voor mijn stukje. Waarom er dan nu ‘Uitgeslapen’ als titel boven dit schrijven staat, zal verder duidelijk worden.
Zoals de meesten onder u die de melkveehouderij een beetje volgen al wel hier of daar gelezen hebben, realiseerden onze koeien afgelopen jaar de op één na hoogste melkproductie in Vlaanderen, bij de MPR van CRV. Aangezien onze koeien niet kunnen uitleggen hoe ze dat gepresteerd hebben, probeer ik als coach dan maar de nodige duiding te geven aan de geïnteresseerden die om uitleg vragen, vanuit de verschillende invalshoeken (fokkerij, voeding, melktechniek, huisvesting, gezondheidsaspecten…). Vanuit elke sector maakt men dan lijsten van zijn klanten. Zo staan we op de eerste plaats in de lijst van de klanten van onze veevoederfirma, we hebben de hoogste productie van onze melkerij, enzovoort.
U zal wel gemerkt hebben dat ik het over ‘we’ heb. Daar bedoel ik de koeien mee, maar ook ons hele gezin. Want hoewel ik ‘op papier’ de boer ben, is ook de bijdrage van mijn vrouw Chris, onze oudste zoon Hans en in mindere mate van onze jongste zoon Toon, niet te onderschatten. Hoe je het ook draait of keert, boeren en zeker werken met koeien is uiteindelijk een bezigheid die van het hele gezin 365 dagen per jaar aandacht vraagt.
De vele felicitaties doen dan ook deugd en we zijn best trots op die prestatie, maar het plezantste vind ik dat mijn visie in verband met melkveehouderij en fokkerij, die nogal eens afwijkt van die van de zogenaamde specialisten, toch niet zo verkeerd is.
Zo ben ik een fervent voorstander van weidegang voor de koeien, alhoewel er heel wat voorlichters zijn die beweren dat weidegang en hoge melkproducties niet samengaan. Ook de stelling dat hoge eiwitgehaltes en veel melk niet samengaan, spreek ik bij deze tegen, net als de bewering dat een voedermengwagen absoluut noodzakelijk is om hoge melkproducties te kunnen realiseren. Ook robot melken en vrij koeverkeer in de stal – en dan nog in combinatie met weidegang – is volgens velen niet mogelijk.
Het meeste plezier beleefden we aan het bezoek aan onze boerderij van de grote baas van Lely, de producent van onze melkrobot. Het streelde echt wel mijn ijdelheid toen hij een lijst met de top 25 van de robotmelkers in Vlaanderen en Nederland tevoorschijn haalde, waarop ons bedrijf op de tweede plaats staat. Het is toch een hele eer om als Vlaming in de top te staan tussen al die Nederlandse veelmelkers. Op de vraag van de CEO van Lely wat de belangrijkste verandering in mijn leven was sinds we met een robot melken, antwoordde ik spontaan: “Ik ben nu beter uitgeslapen.” Zijn verwonderde blik maakte mij direct duidelijk dat dit wel een woordje uitleg vereiste. Ik vertelde dat ik actief ben in verschillende verenigingen, waardoor ik geregeld naar vergaderingen ga waarvan ik pas na middernacht thuiskom. Vóór we de robot hadden, moest ik wel elke morgen om kwart voor zes uit mijn bed om te melken, waardoor de nachten erg kort waren. Sinds we met een robot melken, heb ik geen wekker meer nodig. Ik slaap de ochtend na een vergadering gewoon uit, zodat ik sindsdien echt uitgeslapen ben de dag na een vergadering. De andere dagen trouwens ook.

– Marcel Heylen

september 18, 2009

Trendbreuk

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Ik zou deze dagboekbijdrage willen beginnen met de omschrijving van wat een dagboek voor mij is. In het woordenboek wordt dit beschreven als ‘een boek waarin men zijn persoonlijke bedenkingen en belevenissen opschrijft’. De reden waarom ik met deze omschrijving begin is simpel; ik word geregeld aangesproken over wat ik hier neerschrijf. Die reacties gaan dan zowel over de stijl als over de inhoud. En laat mij eerlijk zijn, ik vind het plezant om daarover aangesproken te worden want dat wil zeggen dat men mijn stukjes leest. Gelezen worden is uiteindelijk de bedoeling van iedereen die iets neerschrijft dat gepubliceerd zal worden.
Schrijven kan je met verschillende bedoelingen doen. Je kan schrijven om de mensen te ontspannen, je kan schrijven om de lezer te informeren … Je kan ook – en dat is mijn bedoeling en de bedoeling van deze rubriek – schrijven om de lezer te laten kennismaken met je eigen kijk op de wereld. Aangezien ikzelf melkveehouder ben, is het niet meer dan logisch dat het dan vooral gaat over mijn mening en bedenkingen op de ontwikkelingen in de landbouwsector, en meer specifiek in de melkveehouderij.
Laat me daarom nog eens duidelijk stellen dat ik hier mijn mening als privépersoon neerschrijf en dat ik alle respect heb voor mensen met een andere mening. Ik hoop alleen maar dat die andere mening echt jouw mening is en niet die van een voorlichter die in jouw plaats denkt. Want, hoe mooi deze mensen ook kunnen praten, wanneer het verkeerd loopt, zit jij als boer wel met de gebakken peren en ben je zelf verantwoordelijk voor de engagementen die je op hun aanraden aangegaan bent. Tot zover de inleiding.
Onlangs was ik – samen met nog enkele andere boeren uit onze regio – net als Peter Van Bossuyt en Marlies Caeyers voor de Boerenbond en iemand van het ABS aanwezig op de eerste vergadering in het kader van het Natura-2000-proces, waar het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) kwam uitleggen wat heel dit project inhoudt en vooral wat de bedoeling is. Zoals dat meestal gaat, zoek je bij het binnenkomen een plaats aan een tafel waar al bekende mensen zitten, waardoor we als vertegenwoordigers van de landbouwsector aan dezelfde ronde tafel plaatsnamen. Aan de andere tafels zaten vertegenwoordigers van Voka, Landelijk Vlaanderen (de vereniging van grond- en boseigenaars), Unizo, Sint-Hubertus (de jagers) en Natuurpunt.
Aan elke tafel kwam iemand van ANB zitten, om de mensen rond de tafel zich te laten voorstellen en hen te vragen met welke verwachtingen ze naar de bijeenkomst gekomen waren. Ik verwoordde al meteen mijn grootste bekommernis bij dit soort plannenmakerij, namelijk dat we als landbouwsector uiteindelijk weer het kind van de rekening zullen zijn. We lazen in de folder, die het ANB uitdeelde bij wijze van kennismaking, bijvoorbeeld: ‘Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt zich tot doel om elke dag te werken aan meer en betere bossen, natuur en groen in Vlaanderen.’ Dan hoef je echt geen pessimist te zijn om te voorspellen wie er hier aan het kortste eind zal trekken. Ik refereerde hierbij naar allerhande plannen die de groene jongens in het verleden gemaakt hadden en waar wij als landbouwsector dan in het beste geval nog enkele kleine aanpassingen konden afdwingen. Volgens de mensen van het ANB gaat dat dit keer zeker niet gebeuren, omdat alle sectoren van bij het begin inspraak zullen krijgen in de plannen. Als men inderdaad gaat werken volgens de werkwijze en basisprincipes die daar voorgesteld werden, dan kunnen we spreken van een trendbreuk die wij als landbouwsector alleen maar kunnen toejuichen.
In elke presentatie kwam die avond dezelfde slagzin terug: ‘Samen, beter en meer’. Om die slagzin in daden om te zetten, zal men bij de uitwerking van Natura 2000 – die te velde moet resulteren in de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) voor de habitat- en vogelrichtlijngebieden – moeten komen tot een goede samenwerking tussen landbouwers, bosbouwers, industrie, jagers en natuur. Door de opmerkingen die ik maakte, kwam de vertegenwoordiger van de grond- en boseigenaars na de vergadering al voorstellen om samen aan één touw te trekken, omdat onze belangen voor een groot deel samenvallen. Want hoe dan ook zijn we in het verleden net iets te vaak voor voldongen feiten geplaatst en op verborgen agenda’s van de groene jongens gestoten, om nu onbevangen en zonder achterdocht alles te geloven wat men ons voorspiegelde.
Zo krijg ik voor de volgende maanden nog een reeks extra vergaderingen op mijn al goed gevulde agenda, want sinds maart van dit jaar zit ik ook nog als vertegenwoordiger van de bedrijfsgilden van de Boerenbond in de raad van bestuur van de vzw Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete. Ook daar kregen we de belofte dat men enkel met consensus wil beslissen. Zouden ze de landbouw dan toch eindelijk als een evenwaardige partner zien bij het maken van plannen voor het platteland?
– Marcel Heylen

juli 10, 2009

Administratieve vereenvoudiging

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 10:27 am

Als ik nu – einde juni, bij het begin van de zomer – terugkijk op de voorbije maanden, dan mogen we toch wel besluiten dat we een prachtig voorjaar achter de rug hebben. Al was het soms wel moeilijk om te beslissen wanneer de vooruitzichten gunstig waren om te maaien. De weersvoorspellingen waren bijna twee maanden lang elke dag hetzelfde: mooi, zonnig weer, met plaatselijk kans op een bui. Om de risico’s te spreiden, hebben we onze eerste snede gras dan ook in vier keer gemaaid. Dat moet ik wel een beetje nuanceren. We hebben namelijk ons Italiaans raaigras als voorteelt van maïs in twee beurten gemaaid en onze graas- en maaiweiden ook in twee keer. Dat laatste vooral ook om groeitrappen te krijgen in onze graasweiden voor de koeien, want ik blijf vasthouden aan weidegang voor onze koeien. In de eerste plaats voor de gezondheid van de dieren zelf, want ondanks alle comfort dat we onze koeien in de stal proberen te geven ben ik er nog altijd van overtuigd dat de weide de comfortabelste verblijfplaats is voor een koe. Want, zeg nu zelf, het is toch een waar genot voor de boer om een kudde gelukkige en gezonde koeien op een zonnige dag in de weide te zien grazen of languit in het gras te zien liggen. Dan vergeet je toch op slag de lage melkprijzen en besef je weer waarom je melkveehouder werd.
Maar ook economisch gezien is weidegang volgens mij een goede zaak. Door grazen en maaien van de weilanden regelmatig af te wisselen, kan je de opname van gras behoorlijk op peil houden. Daardoor kan je – in combinatie met maïs aan het voederhek in de stal – een zeer evenwichtig en relatief goedkoop rantsoen aanbieden aan de koeien, zonder dat je moet toegeven op melkproductie. Het blijft natuurlijk de keuze van de boer zelf of hij al die moeite wil doen en of hij daar tijd voor heeft of tijd voor wil maken. Ook dit is allemaal wel erg relatief, want ik zie de laatste tijd bij veel melkveehouders een enorme drang om te groeien in aantal koeien. Als reden halen ze dan telkens aan dat ze dit doen om klaar te zijn voor de toekomst.
Ik heb daar zo mijn bedenkingen bij. Laat me vooraf duidelijk stellen dat ik de mening van iedereen respecteer en dat iedereen van mij zijn plannen mag realiseren, maar ik stel vast dat er heel wat boeren zijn die met 50 à 60 melkkoeien hun boterham kunnen verdienen. Studies wijzen trouwens uit dat dit aantal ook de limiet is voor één persoon om zijn werk en de verzorging van de dieren goed rond te krijgen en daarbij ook nog een normaal, aanvaardbaar gezins- en sociaal leven te hebben. Want hoe gedreven en werklustig je ook bent, elke mens heeft zijn grenzen en er is echt wel meer in het leven dan werken alleen.
Voor mij betekent ‘klaar zijn voor de toekomst’ dat ik een bedrijf heb dat de volgende generatie kan overnemen en met een veestapel die een goede genetische basis heeft, want daar is volgens mij nog heel veel winst te halen. Wanneer je – door stieren te gebruiken die de productiekracht van je koeien verbeteren – met hetzelfde aantal koeien 2000 kg melk per koe en per jaar meer kan produceren, dan heb je zo ruim 100.000 kg melk meer geproduceerd in dezelfde stal, zonder dat je kosten moet maken om bij te bouwen. Ik besef natuurlijk ook wel dat het een werk van lange adem is om je veestapel genetisch te verbeteren, terwijl je bij bouwen al na enkele maanden het resultaat ziet. Daar staat wel tegenover dat je de financiële lasten van bouwen ook heel wat jaren meedraagt.

Ik heb de afgelopen drie weken zowat de Ronde van Vlaanderen achter de rug, want van Diksmuide, over Ninove en Oostmalle, tot in Hasselt heb ik in het kader van een reeks studienamiddagen over Veeportaal als een van de sprekers aangetoond hoe deze internettoepassing voor mij als veehouder een meerwaarde oplevert. De opkomst was telkens goed. Er waren heel weinig klachten over de werking van Veeportaal en – wat zeker zo belangrijk is – heel wat vooral rundveehouders maken al gebruik van Veeportaal of willen er gebruik van maken. Bij de start in maart gebeurde 16% van de geboortemeldingen via Veeportaal; in de maand mei was dit al opgelopen tot 33%. De boodschap die ik telkens meegeef ,is dan ook behoorlijk positief. Ik ben van oordeel dat je het ook mag zeggen als iets goed is.
Het plezante aan Veeportaal is dat je steeds meer mogelijkheden ontdekt naarmate je er meer mee werkt en vooral dat je ondervindt dat deze toepassing duidelijk bijdraagt aan de zo dikwijls gevraagde maar tot nu toe nog veel te weinig gerealiseerde administratieve vereenvoudiging. Ik geef even een voorbeeld dat ikzelf ervaren heb in de praktijk. Bij een controle op de randvoorwaarden hoef je helemaal geen veeregister op papier meer voor te leggen. Wie al zijn veebewegingen binnen de drie dagen in Veeportaal bijwerkt, hoeft enkel het register op het computerscherm te tonen als officieel bewijs.
Voor de mensen die interesse hebben: op donderdag 2 juli is er in Aalter nog een laatste studienamiddag. Misschien ontmoeten we elkaar daar wel.

– Marcel Heylen

april 24, 2009

Een nieuwe lente, een nieuw begin

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Elk jaar opnieuw, bij de eerste dagen met mooi weer, krijgen de meeste mensen – en zeker de boeren – een vreemd en moeilijk te definiëren gevoel dat ik bij mezelf het best kan omschrijven als lentekriebels. Blijkbaar maakt het lengen van de dagen een soort oerinstinct wakker bij de mens dat de drang doet ontstaan om aan de slag te gaan. Bij de boeren is dit het begin van een erg drukke tijd. Ze maken gebruik van elke periode met mooi weer om te bemesten, akkers te ploegen en zaaiklaar te leggen.
Tot voor twee jaar hoorde bij de lente, voor mij althans, ook steeds dat prachtige, blije gevoel van de koeien te kunnen buitenlaten in de weide. Sinds vorig jaar is dat spijtig genoeg verleden tijd. Door het strenger worden van de mestwetgeving, met daarbij het invoeren van derogatie, is het namelijk niet meer toegestaan om de koeien nog te laten grazen op Italiaans raaigras, de nateelt van maïs.
Aangezien wij hier, rond onze boerderij, relatief laag gelegen gronden hebben, kunnen wij normaal gezien onze koeien niet vroeg buiten laten op de echte graasweiden, omdat anders de kans te groot is dat ze de graszode kapot trappelen. Omdat we op onze huiskavel regelmatig aan teeltafwisseling doen, graasweide afwisselen met maïs, konden we de koeien vroeger op het Italiaanse raaigras laten lopen in het vroege voorjaar. De koeien konden zo genieten van de buitenloop en al het gras dat ze opaten was meegenomen, zonder dat het kwaad kon dat ze de zode vertrappelden want die werd toch omgeploegd om er maïs te zaaien.
Ik begrijp trouwens de achterliggende gedachtegang niet die aan de grondslag ligt van deze absurde regel in de voorwaarden voor derogatie. Enerzijds beweert men dat de mestwetgeving en de daarbij behorende regels er zijn om het milieu te beschermen, en anderzijds verbiedt men de boeren de milieuvriendelijkste manier om gras te oogsten: het laten afgrazen door de koeien. Nu moeten we het gras eerst maaien, eventueel oprapen en voor de koeien brengen in de stal om het vers te vervoederen, of enkele malen keren met de hooischudder, dan op rijen leggen en laten oprapen of hakselen en in de kuil brengen, of in grote balen laten persen en wikkelen in plastic folie. De winst voor het milieu bij deze bewerkingen ontgaat mij volledig.
Ook bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) had de lente iets nieuws in petto, op 16 maart ging het – vooraf veel besproken en dikwijls uitgestelde – Veeportaal online. Waarom ik dit aanhaal, zal wel duidelijk zijn voor de lezers die mij kennen. Ik ben sinds twee jaar lid van de raad van bestuur van DGZ, als vertegenwoordiger van de rundveehouders van de provincie Antwerpen. Aangezien Veeportaal vooral door de rundveehouders gebruikt zal worden (ook varkenshouders maken gebruik van Veeportaal, maar in mindere mate), is het wel duidelijk dat ik mij als rundveehouder sterk betrokken voel bij deze internettoepassing, die op termijn zeker zal leiden tot administratieve vereenvoudiging. Nu – vijf weken na de start van Veeportaal – zijn de meeste gebruikers, vooral diegenen die de opleiding volgden om met Veeportaal te leren werken, best tevreden over de nieuwe manier om geboorte-, vertrek- en aankomstmeldingen, bestellingen enzovoort te doen. Vooral doordat het systeem nog niet voldoende stabiel was en er nog te veel fouten waren, duurde het lang eer Veeportaal beschikbaar was voor de veehouders. Wij hebben er als bestuurders van DGZ continu op aangedrongen geen toepassing vrij te geven waarvan we niet zeker waren dat ze nagenoeg foutloos ging werken. We wilden absoluut voorkomen dat er zich een rampscenario zou voordoen, zoals dat van VRV bij de overgang van de vroegere melkcontrole naar MPR – dat de meeste melkveehouders nog glashelder voor de geest staat – met een veelheid aan fouten en onvolkomenheden en de daaruit voortvloeiende ergernissen.
Ik weet ook wel dat de veehouders op dit ogenblik heel wat kritiek hebben op het nieuwe telefonische meldingssysteem VRS van DGZ. Maar laat dit duidelijk zijn: het VRS-systeem is in principe tijdelijk in het leven geroepen voor veehouders die om allerlei redenen op dit ogenblik nog geen gebruik willen maken van de internettoepassing Veeportaal. Het streven van de bestuurders van DGZ is wel dat op termijn zoveel mogelijk veehouders gebruik gaan maken van Veeportaal. Dat is ook de reden waarom je op termijn zal moeten betalen voor het gebruik van het telefonische meldingssysteem, in tegenstelling tot de internettoepassing die gratis is.
De Boerenbond heeft trouwens de bedoeling om een nieuwe reeks opleidingen Veeportaal te starten eens de lentewerkzaamheden voor de boeren achter de rug zijn. Die zijn zeker geen verloren tijd als je met Veeportaal aan de slag wilt. Veel succes!

– Marcel Heylen

februari 27, 2009

Melk is goed voor elk

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

‘Melk is goed voor elk’, met deze pakkende slogan werd vijftig jaar geleden de Belgische bevolking aangezet om meer melk te gaan drinken. Omdat men toen ook al wist dat je bij de kinderen moet beginnen als je gewoontes wilt veranderen, werd de Melkbrigade opgericht. Aangezien ik al iets langer dan vijftig jaar op deze aardbodem rondloop, heb ik de hoogdagen van die Melkbrigade van op de eerste rij meegemaakt.
Ik kan mij nog goed herinneren dat we in de lagere school probeerden elkaar de loef af te steken om zo snel mogelijk een volle lidmaatschapskaart, met 30 stempels, van de Melkbrigade te hebben. In principe kon je van je onderwijzer maar één stempel per dag krijgen, maar wanneer je bijvoorbeeld het bord schoonveegde tijdens de speeltijd, kreeg je als beloning een extra stempel. En inventief als onderwijzers toen waren, kon je natuurlijk ook stempels verliezen wanneer je niet goed luisterde, of als je schooltaken niet in orde waren.
Ook de boegbeelden van onze jeugd – met name Nonkel Bob en Tante Terry – maakten reclame voor de Melkbrigade. Al bekende Nonkel Bob later wel dat hij graag een scheutje whisky in zijn melk deed om het ‘verteerbaar te maken’. Zo zie je maar dat niet altijd alles is zoals het lijkt, ook toen al. Achteraf gezien was de Melkbrigade de grootste reclamecampagne die ons land ooit kende. Tussen 1959 en 1970 waren 650.000 kinderen lid van de Melkbrigade.
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Melkbrigade is melk de laatste dagen niet uit het nieuws weg te branden. Zo was er vorige week heel wat te doen over een onderzoek dat aantoonde dat kinderen die opgroeien op een boerderij, die daar geregeld in contact komen met vee en rauwe melk drinken, veel minder last hebben van allergieën dan stadskinderen. Of, zoals professor Ceupens het formuleerde: “Boerenkinderen hebben niet alleen een gezond boerenverstand, ze zijn ook nog eens gezonder dan de doorsneekinderen.” Het is alleen spijtig dat al die goede eigenschappen van melk niet van tel zijn wanneer de inkopers van de supermarkten prijsonderhandelingen voeren met de melkerijen. Want dan is het blijkbaar niet meer dan normaal dat zo’n gezond en voedzaam product als melk veel goedkoper is dan water of ongezonde frisdranken.
Het is hoog tijd dat VLAM met het geld dat ze van onze erg povere melkprijs afhouden eens een aansprekende campagne voert die de consumenten aanzet om meer melk te drinken. De gemiddelde Vlaming drinkt momenteel één glas melk per dag. Om voldoende calcium binnen te krijgen, zouden dat best drie glazen per dag zijn, hoorde ik onlangs een voedingsdeskundige uitleggen.
Het is toch vreemd dat de consument zo weinig geneigd is om in deze tijden van crisis een goedkoop voedingsmiddel als melk te kopen. Al kan je wel de vraag stellen of de prijs die wij momenteel als melkveehouder krijgen nog wel iets met vraag en aanbod te maken heeft. Je moet blijkbaar als melkveehouders op dit moment al blij zijn als men je melk nog wil komen halen! Terwijl er helemaal niet meer melk geproduceerd wordt in de Europese Unie dan een jaar geleden, toen de melkprijs die de boer kreeg bijna het dubbele was van de huidige prijs.
Op vergaderingen van de bedrijfsgilde en de kring Melkveehouders voel je dan ook heel wat frustratie en onrust onder de aanwezigen. De schrik voor de toekomst zit er goed in, vooral omdat men in een kapitaalintensieve sector als de melkveehouderij niet echt gewoon is met dergelijke prijsschommelingen om te gaan. De lage inkomsten, in combinatie met de aangekondigde afschaffing van de melkquota, zorgen voor heel wat verhitte discussies tussen voor- en tegenstanders.
In deze context vind ik het dan ook vreemd dat een organisatie als de BDB, die voor een kostendekkende melkprijs pleit, tegen de afschaffing van de melkquota is. Terwijl net de hoge prijs die sommige melkveehouders de afgelopen jaren betaalden om melkquotum aan te kopen, nu een zware hypotheek op hun toekomst is. In tijden van lage prijzen is het de kunst de onkosten zo laag mogelijk te houden, en dat kan moeilijk wanneer je gaat investeren in gebakken lucht – wat quotum de laatste vier jaar toch is, aangezien al vier jaar na elkaar het Belgische quotum niet vol gemolken wordt. De huidige lage prijzen voor melk – terwijl het quotum niet vol gemolken wordt – halen dan ook hun argumentatie voor het behoud van het melkquotum onderuit. Vorig jaar beweerde de BDB nog dat de melkprijs zo hoog was dankzij hun inspanningen. Nu blijft het doodstil. Ik denk dat hier het gezegde ‘Succes heeft vele vaders, maar de mislukking is een weeskind’ van toepassing is.
Om de veelzijdigheid van melk nogmaals te illustreren, wil ik nog meegeven dat de Amerikaanse acteur Sean Penn een Oscar kreeg als beste acteur in de film Milk. De ‘melk’ waarover men het hier heeft, is de familienaam van de eerste homoseksuele politicus in Amerika.

– Marcel Heylen

december 19, 2008

De stille Kempen

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Deze periode van het jaar – met korte, koude en mistige dagen – zet aan om eens terug te blikken op het voorbije jaar. Ik ga hier echter geen opsomming geven van dalende opbrengsten en stijgende kosten voor de boer, want dat ondervinden jullie zelf dagelijks op jullie eigen bedrijf. Wat mij vooral treft als ik het afgelopen jaar overloop, is dat de boer en tuinder van een producent van het levensnoodzakelijke voedsel – die hij in het begin van 2008 nog was – weer geëvolueerd is naar een noodzakelijk kwaad in de ogen van vooral de politieke overheid. En dan denk ik aan enkele dossiers hier in onze regio, de Antwerpse Kempen. Het dossier ‘Rooiveld’ in Westerlo is hier een sprekend voorbeeld van.
Ik schets in het kort even de situatie. Het provinciebestuur van Antwerpen wil een permanent crossterrein voor motoren, 4X4 auto’s en quads inrichten, pal in het midden van een van de weinige grote aaneengesloten landbouwgebieden die onze regio telt. Het heeft daarvoor 20 hectare landbouwgrond op het oog die in een herbevestigd agrarisch gebied (HAG) liggen. Als je weet welke moeite het ons als landbouwsector gekost heeft om tijdens de afbakening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in de Regio Neteland de vooropgestelde 66 procent HAG te realiseren, kan je dit soort plannen niet anders interpreteren dan als een regelrechte kaakslag voor de boeren. Want waar blijf je met je geloofwaardigheid als politiek verantwoordelijke, als goedgekeurde plannen die voor rechtszekerheid bij de boeren moeten zorgen, al naar de prullenmand verwezen worden voor de inkt opgedroogd is. Het opvallendste in dit dossier is wel dat de CD&V-meerderheid in Westerlo – met toch een aantal leden van de landelijke beweging onder haar gemeenteraadsleden – dit project een gunstig advies gegeven heeft, ondanks hevig protest van de betrokken boeren.
Uit heel dit dossier blijkt dat landbouwgrond in de ogen van deze politieke beleidsmensen gewoon naar eigen goeddunken aangeslagen kan worden voor allerhande grondverslindende projecten. Dit staat toch wel in schril contrast met de manier waarop men met natuurgebieden omgaat. Als er ergens een stukje natuur moet verdwijnen voor andere doeleinden, dan moet dat ruimschoots gecompenseerd worden met andere grond. Grond die men dan – hoe kan het anders – gaat afnemen van de landbouwsector. Kortom, de landbouwgrond is in Vlaanderen de grondreservebank voor alle sectoren.
De realisatie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd destijds voorgesteld als een middel om de 750.000 ha landbouwgrond waar de sector recht op had, te vrijwaren. Als we, ondertussen meer dan tien jaar later, zien waar we nu staan, dan is het voor iedereen met een beetje gezond verstand duidelijk dat aan het einde van het verhaal alle sectoren – van industrie- tot recreatiegebieden, natuur- en bosgebieden enzovoort – de vooropgestelde oppervlaktes zullen krijgen en dat de landbouwsector met het overblijvende gebied tevreden zal moeten zijn. Een oppervlakte die heel wat kleiner zal zijn dan de vooropgestelde.
Een ander dossier dat in onze regio de gemoederen beroerde, is Bio-Kempen. Een groep varkenshouders uit de omgeving van Geel kocht in het voorjaar van 2008 de gebouwen en omliggende grond van een failliet varkensbedrijf met de bedoeling er een mestverwerkingsinstallatie te realiseren. Hoewel het bedrijf in het agrarische gebied gelegen is, kwam er heel wat tegenkanting van buurtbewoners. Aangezien er in deze regio zeker behoefte is aan mestverwerking, kon het project rekenen op een positief advies van de gemeentelijke landbouwraad. Maar het schepencollege van Geel heeft dit positieve advies naast zich neergelegd. Ook al zijn een meerderheid van het schepencollege én de burgemeester lid van de fractie van de landelijke beweging binnen CD&V, toch gaven zij aan de provincie een negatief advies.
Gelukkig besefte de provinciale overheid in dit dossier dat men om een omelet te bakken eieren moet breken en ze verleende een milieuvergunning. Het is toch wel opmerkelijk dat ministers van CD&V pleiten voor meer mestverwerking en dat de plaatselijke mandatarissen dit tegenover de landbouwsector volledig beamen, maar … dan niet in hun eigen gemeente.
Ik heb de indruk dat er heel wat uit te leggen zal zijn bij de Vlaamse verkiezingen in juni 2009 en dat er veel overtuigingskracht aan te pas zal komen om de potentiële CD&V-stemmen uit de landbouwsector binnen te halen. Want ik kan je verzekeren dat er onder de boeren heel wat twijfel gerezen is over de loyaliteit van de mandatarissen die vóór de verkiezingen uitgesproken boerengezind zijn maar dat blijkbaar vlug vergeten eens de stemmen binnen zijn.
Ik wil mijn Dagboek graag besluiten met iedereen prettige kerst- en eindejaarsfeesten toe te wensen en voor 2009 een goede gezondheid en een voorspoedig boerenjaar.
– Marcel Heylen

oktober 24, 2008

Arbeidsvreugde

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Na mijn vorige dagboekbijdrage, waarin ik het had over het zinloos geweld waarvan onze oudste zoon Hans het slachtoffer was, kreeg ik enorm veel reacties. Het meest in het oog springend was wel een telefoontje van een politieman die wilde weten of de feiten zich hadden afgespeeld in de politiezone waarin hij actief is, omdat hij van zijn moeder – blijkbaar een lezeres van Boer&Tuinder – het verwijt had gekregen dat de politie zijn werk niet goed had gedaan. Ondertussen zijn we twee maanden verder en hebben we van het hele onderzoek niets meer gehoord. Met Hans gaat het intussen goed, hij is weer aan het werk en ‘ het ongeluk’ zoals hij het noemt is thuis geen gespreksonderwerp meer. Ook omdat hij een job heeft die hij erg graag doet en waar hij helemaal in opgaat en hij thuis op de boerderij heel actief meehelpt, zodat hij weinig tijd heeft om nog aan het voorval te denken.
Enkele weken geleden kregen wij hier op de boerderij bezoek van Guy Francken van CRV. Hij kwam ons feliciteren en gaf een mooie ruiker bloemen af. Het enige probleem was dat we niet zo meteen konden zeggen waaraan we dat te danken hadden. Ik wist wel dat die dag de productiecijfers van het afgelopen MPR-jaar openbaar gemaakt zouden worden, maar ik had helemaal niet verwacht dat we daar uitzonderlijk zouden scoren omdat ook wij afgelopen jaar problemen hadden met blauwtong. Uiteindelijk bleek dat we het hoogste economische jaarresultaat (ejr) van het melkveegewest Oosterkempen gerealiseerd hadden. Op Vlaams niveau eindigden we als enig bedrijf uit de provincie Antwerpen in de top 10. Ik moet zeggen dat het wel plezant is om zoiets te horen wanneer je het eigenlijk niet verwacht. Dan loop je toch wel even op wolkjes.
Maar het leukste moest nog komen. Enkele dagen later kreeg ik telefoon van een redacteur van het Nederlandse tijdschrift Veeteelt, met de vraag of ik al wist dat onze roodbonte vaars Peace de hoogste productie realiseerde van alle vaarzen in Vlaanderen en dat ze daarmee ook haar zwartbonte rasgenoten de loef afstak. Ik wist natuurlijk ook wel dat deze koe – die op kerstdag 2004 geboren werd, vandaar de naam Peace – een superproducente was. Ze was de eerste vaars in onze (toen nog visgraat-) melkstal die meer dan 52 kg melk per dag produceerde, maar ze kon die productie vooral lang aanhouden. Zo liet ze drie MPR-proefmelkingen na elkaar een productie van boven de 50 kg optekenen. Ook de omschakeling naar het melken met een melkrobot, toen ze negen maanden in productie was, verliep probleemloos. Dat resulteerde uiteindelijk in een totale productie als vaars van 18.976 kg melk in 448 lactatiedagen. Wat het nog sterker maakt, is dat ze tijdens deze topprestatie dan ook nog eens drachtig was van een tweeling. Hierdoor heb ik na twee kalvingen al drie dochters van haar. Dat Peace deze enorme drang om melk te geven niet van vreemden heeft, mag blijken uit het feit dat zowel van haar moeder als van haar grootmoeder een stier naar de opfokstallen van VRV-HG gegaan is. De vaars is zelf trouwens het resultaat van een stiercontract-embryospoeling met de stier Cocktail 19. Volgende maand wordt er trouwens nog een volle broer of zus geboren uit een resterend embryo dat ik nog in het stikstofvat had zitten.
Peace is niet alleen een gulle geefster, ook op gebied van exterieur kan ze best haar ‘mannetje’ staan. Zo is ze ingeschreven met 87 punten voor uier, bij een kruishoogte van 152 cm; voor beenwerk kreeg ze van de inspecteur 83 punten. Dat alles resulteerde in een totaalscore van 85 punten voor algemeen voorkomen. Dit resultaat deed mij vorig jaar besluiten om haar mee te nemen naar de gewestelijke veeprijskamp. Het commentaar dat een van de juryleden daar toen op haar uier leverde, is – naast het feit dat onze veestapel vrij is van IBR zonder enten – de bijzonderste reden dat we niet meer deelnemen aan rundveeprijskampen. De jongeman in kwestie vond het nodig om een vaars die twee maanden eerder 87 punten voor uier kreeg van een, mag ik aannemen, ervaren en vakbekwame inspecteur van VRV, helemaal naar achteren in de reeks te verwijzen omwille van de uier die volgens hem te ruim was. Ik melk al 40 jaar koeien, ga al 30 jaar naar veeprijskampen kijken en ik heb 20 jaar lang zelf deelgenomen. Ik denk dat ik dus toch enige kijk heb op een koe, maar ik weet ook dat smaken kunnen verschillen. Dit was er echter zo ver over, ik vond het zo onrechtvaardig voor mijn vaars, dat ik op dat moment beslist heb dat het voor mij niet meer hoeft.
Dat diezelfde vaars afgelopen melkjaar de productiefste vaars van Vlaanderen was, geeft daarom dubbel zoveel voldoening en het is de bevestiging dat mijn kijk op koeien toch nog zo slecht niet is. Haar uier is volgens mij nog steeds haar sterke punt. Met een perfecte speenplaatsing en een duidelijke ophangband produceerde zij in haar lopende tweede lactatie na 168 dagen al 9285 kg melk. Kortom, Peace geeft ons elke dag arbeidsvreugde.
– Marcel Heylen

Wie nieuwsgierig is naar Peace, surft maar eens naar de website van Marcel, www.keurholsteins.be.

augustus 22, 2008

Zinloos geweld

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Net als waarschijnlijk voor de meesten onder u, was de term ‘zinloos geweld’ voor mij een abstract begrip. Tot die bewuste zondagmorgen 6 juli om half vijf het geluid van de gsm mij uit mijn slaap haalde. Nog maar half wakker hoorde ik een vriend van onze oudste zoon met bevende stem vertellen dat ze Hans zonet bewusteloos op de spoedafdeling van het ziekenhuis hadden binnengebracht. In eerste instantie denk je dan natuurlijk aan een verkeersongeval, maar al snel bleek dat het om een vechtpartij ging. Met een hoofd vol vragen en op slag klaar wakker zijn mijn vrouw en ik in allerijl naar het ziekenhuis gereden. Daar troffen we onze zoon aan met een flink opgezwollen gezicht vol schaafwonden, maar gelukkig ondertussen terug bij bewustzijn.
Een eerste diagnose door de dokter van wacht, na radiologisch onderzoek, bracht aan het licht dat het kaakbeen van Hans op twee plaatsen gebroken was en dat hij een lichte hersenschudding had opgelopen. De andere wonden waren gelukkig maar oppervlakkig. Hij moest wel in het ziekenhuis blijven om bij eventuele bloedingen onmiddellijk te kunnen ingrijpen. De verschuiving van zijn gebroken kaakbeen zou men de volgende dag, wanneer de zwelling minder was, operatief terug op zijn plaats zetten. Met een metalen plaat zou men alles vastzetten om de genezing vlot te laten verlopen. Hierbij werden boven- en onderkaak letterlijk aan elkaar vastgemaakt, waardoor hij vijf weken lang enkel vloeibaar voedsel kon drinken.
De verpleegster van de spoedafdeling gaf ons de raad om zo snel mogelijk klacht tegen onbekenden te gaan indienen bij de politie. Uit het verhaal van de twee vrienden van Hans wisten we ondertussen al dat de daders onbekenden waren. Toen ze met zijn drieën na een avondje uit naar hun auto wilden teruggaan om naar huis te rijden, passeerden ze een groepje van een tiental jongeren dat bij een stilstaande auto stond. Toen ze hen voorbijliepen, hebben deze kerels zonder aanleiding het drietal in de rug aangevallen. Hans heeft waarschijnlijk onmiddellijk een klap op het hoofd gekregen en is bewusteloos gevallen, want hij kan zich van het hele voorval niets herinneren. Zijn vrienden hebben zich kunnen losrukken en zijn gaan lopen. Toen ze enkele minuten later op hun stappen terugkeerden, lag Hans daar bewusteloos en waren de daders verdwenen.
Wanneer je zoiets hoort vertellen, krijg je het als ouder toch wel erg moeilijk om je emoties de baas te blijven en te proberen rationeel te reageren en redeneren. Want al is Hans dan 23 jaar, het is en blijft toch je kind dat je als ouders wil beschermen tegen onheil en leed.
Het bezoek aan de politie leerde ons al snel dat we er niet te veel op moesten rekenen dat ze de daders ooit zouden vinden. Want – zelfs al zouden de vrienden van Hans de daders kunnen herkennen – als er geen onafhankelijke getuigen gevonden worden die dit kunnen bevestigen, sta je nergens. Het beste bewijs dat de politie ook niet echt een prioriteit maakte van de zaak, was wel dat Hans pas twee dagen na de feiten door de politie verhoord werd en dat zijn vrienden pas meer dan een week later op het politiebureau hun verhaal mochten komen doen.
Eigen speurwerk en rondvragen bij mensen die we kennen in het dorp waar het hele gebeuren zich afspeelde, leerde ons al snel dat de daders een groepje vechtersbazen zijn die wel elke week een slachtoffer vinden om in elkaar te timmeren. En dit kan blijkbaar ongestraft blijven duren omdat niemand tegen hen durft te getuigen. Toen we de namen van deze kerels aan de politie doorspeelden, kregen we dan ook te horen dat je niet zomaar iemand kan beschuldigen zonder bewijzen en dat ze met deze kennis dan ook niets zouden ondernemen. Dan krijgt je rechtvaardigheidsgevoel toch wel een serieuze knauw, net als je vertrouwen in de politie.
Het gebrek aan ijver om de daders te vinden staat toch wel in schril contrast met de verbetenheid waarmee de politie hier bij ons enkele jaren geleden, ten onrechte, op zoek was naar bewijzen dat we bij het opsnoeien van een houtkant ook enkele dikke eiken bomen afgezaagd zouden hebben volgens de verklaringen van een anonieme getuige. Ik kan me momenteel ook niet van de indruk ontdoen dat de politie het leuker vindt parkeerboetes uit te schrijven aan brave burgers die hun auto ergens op een niet toegelaten plaats achterlaten dan crapuul te verhinderen om zomaar zonder reden, voor de kick en omdat ze zich vervelen, mensen in het ziekhuis te slaan en te stampen, omdat ze toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn.
Na vijf weken werkonbekwaamheid is voor Hans ondertussen het ergste leed geleden. Op oorsuizingen na – waarvan niemand kan zeggen of dat ooit weer goed komt – zal hij geen blijvende lichamelijke letsels aan heel deze onverkwikkelijke zaak overhouden.
– Marcel Heylen

juni 13, 2008

Dalende koopkracht

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Het onderwerp ‘Dalende koopkracht’ loopt de laatste maanden als een rode draad door de nieuwsberichten. Zowat alle media hebben wel een invalshoek onder de aandacht gebracht om aan te tonen dat de koopkracht erop achteruitgaat. De gestegen energieprijzen en vooral de sterk gestegen voedselprijzen komen steeds naar voren als de grote oorzaak voor het verminderen van de koopkracht. Maar is die koopkracht wel echt minder?
Als je de gedragingen van de mensen analyseert, kom je toch tot vreemde vaststellingen. Ondanks de hoge brandstofprijzen worden de files als maar langer. De mensen staan blijkbaar liever in de file dure brandstof de verbruiken dan het openbaar vervoer te nemen. De reisbureaus sturen regelmatig euforische berichten de wereld in dat er nog nooit zoveel boekingen voor reizen zijn geweest als de afgelopen maanden. Ik denk eerder dat het grote probleem van onze Belgische bevolking is dat we het zo goed hebben in onze luxemaatschappij dat we niet meer weten wat levensnoodzakelijk is en wat bijzaak is.
Enkele weken geleden brachten we ook in de provincie Antwerpen de Boerenbondactie ‘Voedselprijzen’ onder de aandacht van de treinreizigers en de plaatselijke media. Wat mij vooral opviel, was dat de mensen echt interesse hadden voor onze boodschap. Niemand weigerde de folder aan te nemen en heel wat voorbijgangers wilden graag een woordje uitleg. Ik heb in het verleden al dikwijls pamfletten en folders uitgedeeld tijdens acties; geregeld kreeg je dan je huid vol gescholden, of de mensen weigerden de folders aan te nemen. Wij hadden wel het grote geluk dat net die dag het weekblad Knack met een dossier over voedselprijzen uitpakte onder de ronkende titel ‘Haal zelf de voedselprijs omlaag’. In dit artikel kwam men tot de opmerkelijke conclusie dat wie Belgisch, vers en seizoensgebonden eet, goedkoper eet dan een jaar geleden.
Deze vaststelling toont aan dat onze actie echt wel zinvol was. Als de prijzen van onze producten lager liggen dan een jaar geleden, dan wil dat wel zeggen dat de winstmarge van de boer – die ook met gestegen energieprijzen te maken heeft – nog kleiner geworden is dan ze al was. De slogan ‘Een eerlijke prijs voor een eerlijk product’, die men graag gebruikt om producten uit derdewereldlanden te promoten, is even goed geldig voor onze inlandse land- en tuinbouwproducten. Ook wij hebben recht op een eerlijke vergoeding voor alle inspanningen die we leveren om gezonde en veilige voeding te produceren.
Dat wil wel niet zeggen dat ik me kan vinden in de acties die Nederlandse, Duitse en ook Belgische melkveehouders uit de Oostkantons afgelopen weken voerden om een hogere melkprijs te bedingen. Melk – toch een waardevol voedingsproduct – met een drijfmesttank over het weiland uitrijden of in de mestkelder laten lopen onder het oog van de tv-camera’s en dan nog euforisch staan juichen alsof het een heldendaad betreft, lijkt mij toch een stap te ver. Ik ben onvoorwaardelijk van mening dat je voedsel niet gebruikt – en zeker niet vernietigt – als actiemiddel, terwijl er op hetzelfde moment in de wereld mensen sterven van de honger. Trouwens, wie het zich nog kan permitteren om, laat ons eerlijk zijn, bij een melkprijs die al jaren niet zo hoog meer was, diezelfde melk te vernietigen om te eisen dat hij een kostendekkende melkprijs zou krijgen, heeft het water nog niet tot aan de lippen staan.
Het is ook niet echt consequent dat diezelfde organisatie van melkveehouders staat te roepen dat het melkquotum behouden moet blijven. Als er nu net één factor is die de kostprijs van onze melk sterk beïnvloedt, dan is het wel de nog steeds absurde prijs die boeren willen betalen voor de gebakken lucht die melkquotum uiteindelijk toch is. Het is immers nu toch al een tijdje duidelijk dat het melkquotum een aflopende zaak is. Zeker als je weet dat de specialisten van allerlei organisaties die op wereldvlak met voedselvoorziening bezig zijn, eensgezind verklaren dat niet de opwarming van de aarde maar het voeden van de wereldbevolking op termijn de topprioriteit van de wereldleiders moet zijn.
In deze context verklaarde onze Vlaamse minister-president Kris Peeters onlangs dat we toch wel eens opnieuw moeten nadenken of we ons moeten blijven focussen op het creëren van steeds meer natuur en bos, in ons sterk verstedelijkte Vlaanderen, ten koste van onze schaarse landbouwgrond. Want uiteindelijk is een primaire sector als land- en tuinbouw – die instaat voor voedselproductie en -voorziening – iets wat je als overheid moet koesteren, in plaats van het weg te pesten. Dan word je pas een speelbal op de woelige zee van vraag en aanbod en is ook het beschikbaar zijn van voldoende voedsel voor bevolking niet meer gegarandeerd.

– Marcel Heylen

april 18, 2008

Grond, melk en mest.

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Toen ik in 1983 besliste om te gaan boeren, was dat geen evidente keuze. In de eerste plaats omdat mijn ouders voor de toen geldende normen geen echt groot melkveebedrijf hadden, laat staan dat het groot genoeg was om het in twee te splitsen. Mijn vader heeft vanaf zijn huwelijk tot zijn pensioen altijd buitenshuis gewerkt, als ambulancechauffeur op de Britse basis in een drieploegenstelsel. Daarnaast runde hij samen met moeder een melkveebedrijf, met in het achterhoofd altijd de droom ooit te kunnen stoppen met buitenshuis werken en voltijds boer te worden.
In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw was grond de beperkende factor om te groeien als boer. Toen mijn ouders trouwden, waren zowel de ouders van mijn vader als die van mijn moeder nog te jong om met pensioen te gaan en dus moesten mijn ouders van niets beginnen. Om een lang verhaal kort te maken, het duurde tot begin de jaren 70 – na het kopen van de ouderlijke boerderij van mijn moeder – eer ze op een gestructureerde manier konden gaan boeren. In die tijd was het in onze streek erg moeilijk om ruwvoer voor de koeien aan te kopen, waardoor men enkel meer koeien kon houden als men ook kon uitbreiden met grond om ruwvoedergewassen te telen. Toen hun bedrijf eindelijk groot genoeg was om leefbaar te zijn, was vader de leeftijd van 50 jaar al even voorbij. Dan nog stoppen met buitenshuis werken, was toen geen optie meer.
Ondanks de moeilijke start van hun carrière als melkveehouders waren mijn ouders zeker geen gefrustreerde zeurpieten of klagers. Integendeel, ze waren gepassioneerde fokkers die de boerenstiel een warm hart toedroegen. Toen mijn vader in de loop van 1983 vernam dat hij door herstructureringen op zijn werk begin 1984 met brugpensioen zou kunnen gaan, stonden wij voor een zware keuze. Op brugpensioen gaan betekende toen ook echt stoppen met werken – dus geen bijberoep als landbouwer meer.
Ik was in die periode al een tijdje werkzoekend na mijn studies als onderwijzer, maar verder dan tijdelijke jobs van enkele weken als vervanger voor zieke collega’s geraakte ik niet. Zo groeide bij mij langzaam het idee – uiteraard in overleg met mijn vrouw – om de ouderlijke boerderij over te nemen. Maar toen kwam de aap uit de mouw: ook mijn schoolgaande, jongere broer wilde boer worden. Onze ouders stelden voor om samen te boeren, maar dat was voor mij geen optie omdat we een fundamenteel verschillende visie hadden op boeren – ik ben een koeienboer terwijl mijn broer een machinefreak is. Uiteindelijk werd beslist de boerderij in twee te delen; mijn broer zou op de ouderlijke boerderij gaan boeren en ik startte op een andere locatie een volledig nieuw bedrijf. Gelukkig kon ik mijn nieuwe huiskavel van zeven hectare na enkele jaren al verdubbelen door aankoop en huren van grond van stoppende boeren.
Meer nog dan grond werd in 1985 melk de beperkende factor voor de uitbouw van ons melkveebedrijf, door invoering van de melkquota. We bouwden een ligboxenstal voor 60 koeien, maar hadden in eerste instantie slechts een melkquotum van 114.000 liter. Omdat we beslisten om te groeien zonder aankoop van vee en dus enkel door eigen aanfok, kregen we op basis van onze melkleveringen in 1985 een herziening van ons melkquotum tot 172.000 liter. Die hoeveelheid molken we toen vol met 30 koeien. In 1988 konden we dan het quotum van een stoppende boer met 25 koeien overnemen en in 1990 dat van iemand met vijftien koeien, aan een prijs die volgens ons verantwoord was. Vanaf toen ging de prijs voor quotumaankoop sterk stijgen en we beslisten niet meer te investeren in dit dure productierecht.
Door de sterk stijgende melkproductie van onze koeien, liep in de loop der jaren het aantal koeien dat we konden melken binnen ons quotum terug tot 40. Om de plaatsen in de stal toch enigszins op te vullen, begonnen we met het opfokken van stieren om ze te verkopen als dekstier aan collega-boeren. Daarnaast verkochten we gekalfde vaarzen die we zelf niet nodig hadden als vervangvee voor onze koeien. Dat liep redelijk vlot tot de invoering van het nieuwe Mestactieplan vorig jaar. Plots produceren onze koeien – op papier althans – 42 kg stikstof per dier meer dan het jaar voordien. Met als gevolg dat we tegen een mestprobleem aanlopen, net nu het erop lijkt dat melkquotum niet langer een rem zal betekenen voor een geleidelijke groei van ons bedrijf. Derogatie kan voorlopig soelaas bieden, maar meer koeien houden zal enkel kunnen als we de opfok van jongvee terugschroeven of gaan investeren in de aankoop van steeds duurder wordende mestrechten.
Het is eigenlijk toch een wraakroepende situatie. Terwijl er wereldwijd voedseltekorten dreigen, mogen wij onze vakkennis niet ten volle benutten om voedsel te produceren omwille van beperkingen om – in onze streek toch – niet-bestaande problemen van een te hoog nitraatgehalte in het oppervlaktewater te bestrijden.

– Marcel Heylen

februari 15, 2008

Boeren met enkelband

Filed under: Marcel Heylen — melkbrigade @ 12:00 am

Ik was enkele weken geleden op een voorlichtingsvergadering van SBB in verband met het nieuwe Mestdecreet en de gevolgen daarvan voor de bedrijfsvoering. Natuurlijk wist ik – net zoals de meesten van de massaal aanwezige boeren – via de landbouwpers en vergaderingen al veel over het nieuwe Mestdecreet. Het opzet van de vergadering was dan ook duidelijk de boeren informatie te verschaffen over hoe men in de praktijk met de nieuwe wetgeving moet omgaan en waarop men vooral moet letten. In de eerste plaats om derogatie te kunnen toepassen, maar ook over de administratieve en praktische gevolgen wanneer je beslist om derogatie aan te vragen.
Hoe langer de vergadering duurde en hoe meer verplichtingen en regeltjes er aangehaald werden – het ene al wat absurder dan het andere – hoe meer ik het gevoel kreeg dat men ons als boer nog net toelaat om te boeren, maar dan wel met een stevige enkelband aan. Als criminelen die op proef vrij zijn, maar bij de minste misstap hun privilege van vrijheid verliezen en terug naar de gevangenis moeten. Ik besef heel goed dat voorgaande vergelijking erg zwaar en hard is, net zoals ik besef dat er inderdaad iets gedaan moet worden aan de te hoge nitraatgehalten in het oppervlaktewater op sommige plaatsen. Maar het effect van het verbod om weiland te scheuren na 31 mei omwille van de kwaliteit van het oppervlaktewater, ontgaat mij totaal. Ik bekijk dit natuurlijk vanuit mijn ervaringen als boer. Ik heb op mijn bedrijf heel wat laag gelegen grond, waar weidevernieuwing in het voorjaar meestal onmogelijk is omdat de gronden onvoldoende droog zijn om mooi werk te kunnen leveren. Als je dat in de maanden juni of juli doet, kan je een mooi egaal zaaibed creëren en verlies je ook weinig opbrengst omdat er na vier weken al een mooie snede gras staat.
Het verhaal van de natte grond komt ook voor de maïsteelt terug. Je moet voor 15 mei tweederde van je dierlijke mest uitgereden hebben. Het is niet omdat we vorig jaar een droge aprilmaand kregen, dat dit elk jaar zo is. Ik herinner mij in het nabije verleden verschillende jaren dat het pas na 15 mei droog genoeg was om het maïsland te bewerken. Bovendien moet je ook nog een snede gras van het voorgewas maaien om derogatie te verkrijgen.
Ook van de al zo dikwijls aangehaalde administratieve vereenvoudiging merk ik niets, integendeel. Een greep uit de nieuwigheden: contingent derogatie aanvragen, bemestingsplan opmaken, bemestingsregister bijhouden, bodem- en mestanalyses laten uitvoeren en bijhouden, mestbalans op perceelsniveau, teeltfiches opmaken …
Als we de politici moeten geloven, worden al deze regels ons door Europa opgedrongen. Het is dan toch wel heel vreemd dat men in Nederland – waar men ook derogatie kreeg – al vanaf 1 februari mest mag uitrijden en hier pas op 16 februari. Dat wil wel zeggen dat men in Nederland vijftien dagen vroeger de kans heeft om in ideale weersomstandigheden mest uit te rijden en op die manier een vroege grasgroei te realiseren, wat zeker in het geval van gras voor maïs een groot verschil kan maken.

Genoeg over het nieuwe Mestdecreet, gelukkig kregen we op een vergadering van onze bedrijfsgilde wat positiever nieuws te horen in verband met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In onze regio – die de naam ‘Neteland’ meekreeg – is de procedure van herbevestiging van de landbouwgebieden afgerond, met een goedkeuring door de ministerraad net voor Nieuwjaar. Daar waar er in eerste instantie nog geen 40 procent voor herbevestiging in aanmerking kwam, heeft men nu toch de vooropgestelde 66 procent gehaald. De energie die de bedrijfsgilden in dit dossier gestoken hebben om de landbouwsector in onze regio bestaanszekerheid te geven, heeft dus toch resultaat opgeleverd.
Vooral het bezoek van een delegatie van het Hoofdbestuur van de Boerenbond – onder leiding van voorzitter Devisch en aangevuld met een aantal boeren uit onze regio – aan minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen in april 2006 heeft een kentering teweeggebracht. Daardoor is men meer rekening gaan houden met de eigenheid van de regio ‘Neteland’.
Het is nu eenmaal een historisch gegeven dat er hier veel kleine, versnipperde landbouwgebieden zijn, die daarom niet minder waardevol en belangrijk zijn voor de betrokken boeren dan de grote aaneengesloten gebieden die men in eerste instantie voor ogen had. We zijn dan ook tevreden dat de minister, die trouwens historicus van opleiding is, met deze argumenten rekening heeft gehouden. Als het goed is, zeggen we het ook.
Natuurlijk zijn er nog gebieden die volgens ons voor herbevestiging in aanmerking komen – er is trouwens nog maar 66 procent ingekleurd.
We hopen dan ook dat het gezond verstand de bovenhand zal halen voor de afbakening van de resterende 34 procent.

– Marcel Heylen

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.