Mijn dagboeken in Boer & Tuinder

oktober 1, 2010

De nieuwe tijd

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 9:42 pm

Onlangs herlas ik mijn Dagboek van 15 juli 2005, met als titel ‘In afwachting van de nieuwe tijd’. Toen ik de tekst las, was ik erg verbaasd, want wat ik toen geschreven had, is allemaal aan het uitkomen. Het belangrijkste was dat de golfstroom in de Atlantische Oceaan van richting aan het veranderen is. Toen schreef ik dat het in Frankrijk – dat tussen de 50 en 51° noorderbreedte ligt – even koud wordt als in de streek van Labrador, in het noorden van Canada, dat ook op 51° ligt. Het is waar dat onze planeet aan het opwarmen is, maar de winters worden telkens kouder en ieder jaar duren ze langer.
Op 15 mei liep ik door mijn koolzaad en mijn tarwe. Niets groeide. Voor de suikerbieten spraken ze ervan dat we maximum 30 ton per hectare zouden halen. Het gras op mijn luchthaven kreeg 5 ton compost (van kippen en varkens) en 80 eenheden stikstof, maar ik vroeg me af of ik het eigenlijk niet beter met mijn gazonmaaier zou afrijden dan met de grote maaier. Zouden de golfstroom en die vulkaanuitbarsting er voor iets tussenzitten? Eén ding is zeker: de tarwe- en gerstprijzen zullen door die koudegolf niet stijgen. De termijnmarkten voor de volgende maanden stijgen weinig. Iedereen is er voorlopig zeker van dat er graan genoeg zal zijn – zeker in Europa – omdat ze nog voor twee jaar gerst en voor één jaar tarwe in stock hebben. De Fransen vrezen wel dat de speculatiefondsen zich massaal uit de aandelen- en obligatiemarkten zullen terugtrekken en met een hoop geld zullen speculeren op landbouwproducten op de termijnmarkten. Dat zou dan dezelfde gevolgen hebben als twee jaar geleden.
Ik hoor hier geen enkele Franse boer opscheppen over twee jaar geleden. We hebben allemaal een goed financieel jaar gehad. We hebben toen al het geld opnieuw geïnvesteerd in machines en in gronden, maar daar hebben we nu spijt van. Het moet gezegd: dat jaar hadden we beter kunnen missen, want onze belastingsbrief en bijdrage aan de ziekenkas zijn in de brievenbus gevallen …
Onlangs zijn onze akkerbouwers in Parijs gaan betogen, omdat telkens een deel van de Europese premies van de graanboeren naar de veeboeren werd overgeheveld. En wat hoor ik de inwoners van Parijs zeggen op tv? “Wat hebben die boeren mooi materiaal.” Twee weken later spreken de Franse president en zijn ministers ervan dat ze de premies nog eens willen afromen en dat ze de nieuwe niet zullen uitbetalen omdat ze moeten besparen. Ik denk dat ze niet hardop durven zeggen: “Als ze met zo’n materiaal rijden, zijn ze toch al rijk genoeg.” Als de veeboeren hier betogen, dan doen ze dat met hun oude tractor met een frontlader met gevaarlijke pinnen erop en met een stinkende mestkar erachter. Die sukkelaars betogen allemaal in de steden in hun eigen buurt, want met hun tractor raken ze niet tot in Parijs.
Van mij mogen ze de graanpremies geleidelijk verminderen en dan zelfs afschaffen. Al die boeren die in Parijs betogen, werken slechts één mand per jaar en ze gaan driemaal per jaar op reis. Ze zaaien graan, ze oogsten het en verkopen het. Dat vinden ze genoeg. Typisch voor de Fransen: ze zijn tevreden als ze grond genoeg hebben – al hebben ze geen nagel om hun gat te krabben. Iets ontwikkelen en daarmee voortdoen, dat is veel gevraagd.
Vandaag, 5 juli, ben ik gestopt met stro aan te kopen. Eigenlijk hoef ik niet meer rond te gaan, want ze bellen me zelf op. De Franse boeren zijn tevreden met dezelfde prijs als vorig jaar. Ik heb de indruk dat er erg veel stro werd aangekocht, want de Fransen hebben geld nodig en daarom discuteren ze niet over de prijs. Wat er ook veranderde, is dat de boeren hier vroeger altijd wel iets aan hun machines zaten te repareren als ik op hun hoeve kwam. Nu zitten ze overdag binnen met hun computer te spelen. Als je dan op hun raam tikt, komen ze beschaamd en wereldvreemd naar buiten. Het is net of er pas een familielid gestorven is …
Een akkerbouwer hier had zich laten overtuigen om twee reusachtige vleeskippenstallen te bouwen, als inkomen voor een van zijn zonen. Wel, die gebouwen zijn na twee jaar bijna helemaal vernield. Met mijn oudste zoon heb ik een vergelijkbaar – zij het iets kleiner – probleem gehad. Hij wilde ook geen eieren rapen. “Van mijn leven niet”, zei hij. Hij ging nog liever als knecht werken bij een aardappelboer dan bij die ‘strontkiekens’. Ik heb de ezel dan maar een wortel voorgehouden … Ik ben mijn kippenstal met de bijbehorende hectares gaan presenteren bij een andere kippenkweker en ik zei tegen hem: “Denk er maar eens over na en kom het me vertellen.” ’s Anderendaags stond hij al vroeg bij mij in de keuken. Mijn zoon was totaal verrast dat die boer – die gewoonlijk bij mij stro komt vragen – nu mijn hok voor een mooie prijs wilde huren. Je kan je levendig voorstellen dat ik die voormiddag te horen kreeg: “Papa, je gaat dat toch niet doen, zeker?” Drie maanden later zaten onze legkippen erin en mijn zoon is nu heel tevreden dat hij gestart is als legkippenhouder.
– Pierre Michels

Bespiegelingen op een zondagavond

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 8:31 pm

Vorige zondag – op 9 mei, dus op Moederdag – heb ik mijn laatste maïs gezaaid in België. Tijdens de tractorrit van bijna vier uur terug naar Frankrijk heb ik tijd genoeg om over alles eens wat na te denken.
Op die enkele dagen tijd dat ik in Vlaanderen ben, kom ik met evenveel Belgen in contact als op een heel jaar hier in Picardië. Het valt me op dat die Vlamingen in een soort beschermde schelp leven. Telkens als ze geen regering hebben, is het alsof ze geen problemen meer hebben. Er wordt niet gediscussieerd over de Franstaligen of over de crisis. Het is alsof ze liever zo blijven, dan telkens weer al die problemen – die toch niet opgelost worden als ze wel een regering hebben. Als ik met mijn tractor aankom in de buurt van Doornik, schakel ik mijn radio telkens over op de Waalse RTL en daar hadden de presentatoren het er die avond over dat ze het ook beu zijn om telkens over BHV te twisten.
Eens de grens over, is het gedaan met die taaldiscussie. Ik zette de Franse radio aan en daar spraken ze over de crisis. Ik ben dan ook in mijn schelp gekropen en ik heb de radio maar afgezet. Toen begon ik wat na te denken. Ik ben nu 52 jaar. Moet ik nu heel mijn leven in twee landen blijven boeren? Geen van mijn twee zoons wil mijn Vlaamse grond bewerken, die interesseert hen niet. Ze willen niet zeggen: “Papa, laat die grond toch gaan”, omdat ze zien dat ik altijd opgetogen voor de Vlaanderen vertrek en moe weer naar huis kom. Ze weten heel goed dat die twintig hectare onbetaalbaar zijn bij aankoop, en dat je voor hetzelfde geld hier tweemaal of zelfs viermaal meer oppervlakte kan hebben – met grotere inkomsten dan nog. Waarschijnlijk denken ze dat ik op een bepaalde dag zelf wel zal zeggen dat ik ermee stop.
Als ik weer op de hoeve aankom, geef ik eerst en vooral mijn vrouwtje een kusje. Natuurlijk heb ik er niet aan gedacht om bloemen mee te brengen voor Moederdag – die moet ze zelf maar kopen. Maar ik had wel een Vlaamse boerenhesp meegebracht, droge worsten, hoofdvlees en chocolade van Côte d’Or. Ze was er heel tevreden mee. Ik heb haar dat gegeven en ik mag het nog zelf opeten ook.
Als ik een halfuurtje thuis ben, is het eerste wat ze vraagt: “Wat voor nieuws?” In het begin houd ik me steeds van de domme, want hoe meer ik zeg, hoe meer ze vraagt. Dan, na een uur begint het van: “Hebt ge dit of dat meegebracht uit België?” “Oei ja, ik ben het vergeten. ’t Zal voor de volgende keer zijn”, antwoord ik dan. “Morgen moet je de tarwe bijstrooien, ze staat geel. De bieten staan vol onkruid en het gaat niet dood. Heb je weeral te weinig producten in je sproeimachine gedaan?” vraagt ze me. Het is telkens alsof mijn Franse hof helemaal om zeep is als ik terugkom. Omdat we nu al meer dan 25 jaar getrouwd zijn, antwoord ik wel niet meer op al die commentaren. Het enige dat ik eruit versta is dat ze me laat weten waarmee ik de maandagochtend kan beginnen – en dat ik me beter ermee zou haasten ook.
Telkens als ik van mijn reis terugkom, vertel ik haar dat ik dit en dat gedaan heb, maar ze luistert niet. Het eerste wat ze controleert is mijn portefeuille. “Waar zijt ge nu al uw geld weer kwijt gespeeld?” vraagt ze me dan. Soms probeer ik haar te slim af te zijn door – voor ik vertrek – in mijn Belgische bank geld af te halen, maar dan ik vergeet elke keer het ontvangstbewijsje op tijd uit mijn portefeuille te halen – met alle beschamende gevolgen van dien.
Eigenlijk mag ik niet kwaad zijn op mijn vrouw. Ze kan onze boerderij perfect besturen zonder mij. Maar als ik het moest doen zonder mijn vrouw, dat zou veel moeilijker gaan of zelfs onmogelijk zijn. Dat zeg ik wel liever niet hardop, want anders springt ze me nog boven het hoofd.
Nu mijn beide zonen meewerken op de boerderij, heb ik aan mijn vrouw gevraagd om eens samen een bootreis of een vliegreis te maken. Maar ze wil nooit weg van de hoeve. Als we soms ergens naartoe gaan, dan zijn we nog geen honderd meter van de boerderij of ze is al ongerust. “We gaan ons niet te lang bezighouden, zodat we snel terug zijn”, zegt ze dan. Het is misschien daarom dat ik graag alleen naar België reis met mijn tractor – om er zogezegd te boeren.
– Pierre Michels

juli 20, 2010

De nieuwe tijd

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 7:46 pm

Onlangs herlas ik mijn Dagboek van 15 juli 2005, met als titel ‘In afwachting van de nieuwe tijd’. Toen ik de tekst las, was ik erg verbaasd, want wat ik toen geschreven had, is allemaal aan het uitkomen. Het belangrijkste was dat de golfstroom in de Atlantische Oceaan van richting aan het veranderen is. Toen schreef ik dat het in Frankrijk – dat tussen de 50 en 51° noorderbreedte ligt – even koud wordt als in de streek van Labrador, in het noorden van Canada, dat ook op 51° ligt. Het is waar dat onze planeet aan het opwarmen is, maar de winters worden telkens kouder en ieder jaar duren ze langer.
Op 15 mei liep ik door mijn koolzaad en mijn tarwe. Niets groeide. Voor de suikerbieten spraken ze ervan dat we maximum 30 ton per hectare zouden halen. Het gras op mijn luchthaven kreeg 5 ton compost (van kippen en varkens) en 80 eenheden stikstof, maar ik vroeg me af of ik het eigenlijk niet beter met mijn gazonmaaier zou afrijden dan met de grote maaier. Zouden de golfstroom en die vulkaanuitbarsting er voor iets tussenzitten? Eén ding is zeker: de tarwe- en gerstprijzen zullen door die koudegolf niet stijgen. De termijnmarkten voor de volgende maanden stijgen weinig. Iedereen is er voorlopig zeker van dat er graan genoeg zal zijn – zeker in Europa – omdat ze nog voor twee jaar gerst en voor één jaar tarwe in stock hebben. De Fransen vrezen wel dat de speculatiefondsen zich massaal uit de aandelen- en obligatiemarkten zullen terugtrekken en met een hoop geld zullen speculeren op landbouwproducten op de termijnmarkten. Dat zou dan dezelfde gevolgen hebben als twee jaar geleden.
Ik hoor hier geen enkele Franse boer opscheppen over twee jaar geleden. We hebben allemaal een goed financieel jaar gehad. We hebben toen al het geld opnieuw geïnvesteerd in machines en in gronden, maar daar hebben we nu spijt van. Het moet gezegd: dat jaar hadden we beter kunnen missen, want onze belastingsbrief en bijdrage aan de ziekenkas zijn in de brievenbus gevallen …
Onlangs zijn onze akkerbouwers in Parijs gaan betogen, omdat telkens een deel van de Europese premies van de graanboeren naar de veeboeren werd overgeheveld. En wat hoor ik de inwoners van Parijs zeggen op tv? “Wat hebben die boeren mooi materiaal.” Twee weken later spreken de Franse president en zijn ministers ervan dat ze de premies nog eens willen afromen en dat ze de nieuwe niet zullen uitbetalen omdat ze moeten besparen. Ik denk dat ze niet hardop durven zeggen: “Als ze met zo’n materiaal rijden, zijn ze toch al rijk genoeg.” Als de veeboeren hier betogen, dan doen ze dat met hun oude tractor met een frontlader met gevaarlijke pinnen erop en met een stinkende mestkar erachter. Die sukkelaars betogen allemaal in de steden in hun eigen buurt, want met hun tractor raken ze niet tot in Parijs.
Van mij mogen ze de graanpremies geleidelijk verminderen en dan zelfs afschaffen. Al die boeren die in Parijs betogen, werken slechts één mand per jaar en ze gaan driemaal per jaar op reis. Ze zaaien graan, ze oogsten het en verkopen het. Dat vinden ze genoeg. Typisch voor de Fransen: ze zijn tevreden als ze grond genoeg hebben – al hebben ze geen nagel om hun gat te krabben. Iets ontwikkelen en daarmee voortdoen, dat is veel gevraagd.
Vandaag, 5 juli, ben ik gestopt met stro aan te kopen. Eigenlijk hoef ik niet meer rond te gaan, want ze bellen me zelf op. De Franse boeren zijn tevreden met dezelfde prijs als vorig jaar. Ik heb de indruk dat er erg veel stro werd aangekocht, want de Fransen hebben geld nodig en daarom discuteren ze niet over de prijs. Wat er ook veranderde, is dat de boeren hier vroeger altijd wel iets aan hun machines zaten te repareren als ik op hun hoeve kwam. Nu zitten ze overdag binnen met hun computer te spelen. Als je dan op hun raam tikt, komen ze beschaamd en wereldvreemd naar buiten. Het is net of er pas een familielid gestorven is …
Een akkerbouwer hier had zich laten overtuigen om twee reusachtige vleeskippenstallen te bouwen, als inkomen voor een van zijn zonen. Wel, die gebouwen zijn na twee jaar bijna helemaal vernield. Met mijn oudste zoon heb ik een vergelijkbaar – zij het iets kleiner – probleem gehad. Hij wilde ook geen eieren rapen. “Van mijn leven niet”, zei hij. Hij ging nog liever als knecht werken bij een aardappelboer dan bij die ‘strontkiekens’. Ik heb de ezel dan maar een wortel voorgehouden … Ik ben mijn kippenstal met de bijbehorende hectares gaan presenteren bij een andere kippenkweker en ik zei tegen hem: “Denk er maar eens over na en kom het me vertellen.” ’s Anderendaags stond hij al vroeg bij mij in de keuken. Mijn zoon was totaal verrast dat die boer – die gewoonlijk bij mij stro komt vragen – nu mijn hok voor een mooie prijs wilde huren. Je kan je levendig voorstellen dat ik die voormiddag te horen kreeg: “Papa, je gaat dat toch niet doen, zeker?” Drie maanden later zaten onze legkippen erin en mijn zoon is nu heel tevreden dat hij gestart is als legkippenhouder.
– Pierre Michels

maart 29, 2010

Werktuigen delen in de Cuma

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 8:16 pm

Ik was er rotsvast van overtuigd dat je met eigen machines meer kon verdienen dan met loonwerk. Ik ben nu 52 jaar en ik zie ze liever gaan dan komen. Er kwam hier een plaats vrij in de machinecoöperatie en ik ben in de bietenrooier en mestkar gestapt. Ze willen dat ik ook in een van de maaidorsers een aandeel koop. Het aanbod is aanlokkelijk – de ene dorst tegen 32 euro per ha en de andere tegen 58 euro, brandstof en chauffeur inbegrepen – maar wat gaan mijn beide behulpzame geburen dan denken? Bovendien is het misschien financieel wel interessant, maar die twee dorsers zijn vorig jaar bij mijn vriend wel van twee uur ’s nachts tot tien uur ’s morgens komen dorsen. Zoek dan maar enkele mensen die op zulke uren met de graankar willen rijden …
Voor de bietenrooier is het minder riskant, want die kan gespreid over drie maanden en zelfs in de regen rooien. Voor het gebruik van de bietenrooier zal ik zo’n 170 euro per ha betalen, of iets minder dan loonwerk (200 euro). Die prijs valt mee omdat er enkele boeren gestopt zijn met bieten.
Deze week heb ik vijftien volle vrachtwagens Belgische compost laten overkomen, om het gras van de luchthaven te bemesten. Dat heb ik gedaan met de mestkar van de Cuma. Op een dikke namiddag was ik klaar en dat zal me normaal 100 euro kosten. Voor die prijs kan ik me geen mestkar kopen en een heel jaar in mijn loods zetten. Je mag het draaien of keren, maar goedkoper kan het niet en bovendien krijgen we om de zeven jaar een nieuwe machine. De afspraak is dat iedere boer maximaal twee dagen achter elkaar de kar mag gebruiken en ze dan moet afstaan aan de volgende.
Hier gebruiken ze die mestkarren vooral in de nazomer, om hun mest op de strostoppel te voeren. Als ze in Vlaanderen ook een Cuma zouden oprichten, dan konden die mestkarren in de lente naar de Vlaamse boeren gaan. Wij hebben ze dan toch niet nodig omdat we winterploeg doen. De Vlaamse boeren die lid zijn van de coop zouden dan voor amper enkele tientallen euro’s al hun mest kunnen openvoeren – want hoe meer leden eigenaar er zijn, hoe goedkoper het wordt. In plaats van een 37.807 euro te betalen voor een mestkar (die toch meer dan 10% in waarde daalt elk jaar), investeer je dan in een gps op je tractor, en je mestkar wordt een computergestuurde bemestingskar.
Heeft het te maken met de depressie of komt door die lange winter, maar hier in Frankrijk hebben heel wat boeren zich van het leven beroofd. Op tv of in de pers wordt daar weinig gewag van gemaakt, maar het gaat om tweeëndertig boeren hier in het noorden – en zelfs drie buren die ik zelf ken. Na de begrafenis van mijn derde buur – die zonder een kerkelijke dienst begraven werd –– zijn alle boeren met de auto elkaar gaan opzoeken. We moesten elkaar spreken. Eigenlijk hadden we elkaar niks te zeggen, afgezien van die zelfmoord – maar het was bedoeld om nog meer zulke gevallen te voorkomen, als het mogelijk is. Bij de veeboeren in Bretagne willen ze zelfs geen statistieken meer bijhouden. Als een boer daar ’s nachts naar het vee gaat kijken, dan zal de boerin haar man vergezellen. Veel varkensboeren zitten met achterstallige schuld bovenop hun lening, die in totaal meer waard is dan hun hele bedrijf.
Op het landbouwsalon hebben we deze situatie aangekaart bij onze president Sarkozy, maar die antwoordde dat wij boeren al 35 jaar zo hard klagen dat hij niet veel belang meer hecht aan onze woorden. Eigenlijk zijn we teleurgesteld in Sarkozy en hij zal bij de volgende verkiezingen zeker onze stem niet krijgen, of toch niet zomaar. De Villepin – die vroeger eerste minister was, een goede vriend was van Jacques Chirac en die openlijk nee zei tegen de Amerikaanse invasie in Irak – bracht zes uur door tussen de dieren en boeren op het landbouwsalon in Parijs en er is een grote kans dat hij de boeren achter zich schaart. Sarkozy, die liep in versneld tempo door het salon. Wee degene die zich niet uit de voeten maakt of hij scheldt hem uit – zoals vorig jaar gebeurde.
De bergboeren uit Macon, die door hun winterreserves heen zitten en voorlopig hun dieren niet buiten kunnen laten, vragen om hulp, maar ze kunnen ons niet betalen. In de Vendée – een andere streek, waar de velden en weiden door de zee overspoeld werden zodat ze voor jaren onvruchtbaar zijn – vragen ze ook om hulp. Het Noord-Franse hulpfonds Secours Populaire heeft zich over hun lot ontfermd. Zolang er hulpgeld binnenkomt, gaat het dagelijks een vrachtwagen met stro sturen.
– Pierre Michels

oktober 5, 2009

Mijn dertien stielen …

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 8:25 pm

Na maanden wachten en na heel wat voorbereidende werken zijn mijn 5500 legkippen toegekomen. Er zijn zeker boeren die het zich nog herinneren van 50 jaar geleden. Wel, mijn hok is net zo gebouwd. Een derde binnenin is vloer en twee derde is roosters, die 80 cm hoger liggen dan de vloer. Op die roosters liggen van die open voederkettingen, en waterlijnen die ’s nachts ook gebruikt worden als slaapstokken. De legnesten staan middenin, in de lengte van het gebouw, en de eieren worden via een afvoerband naar het eierlokaal afgevoerd. Er komt zonlicht door de vensters in het hok en er zijn deurtjes die we bij goed weer kunnen openzetten, zodat de kippen kunnen scharrelen op de weide van 2,6 ha.
Je ziet zo dat die kippen gelukkig zijn. Ze lijken wel met je te discuteren, hoewel ik ze natuurlijk niet versta. Als mijn vrouw in het gebouw haar toer doet om de grondeieren op te rapen, dan volgen de kippen haar en ze vliegen op haar schouders. Kortom, de Europese regering die de wet gestemd heeft om de kippen opnieuw hun vrijheid te geven, die heeft de juiste beslissing genomen.
Maar, werk dat er aan die kippen is. Eén persoon heeft er zeker vier uur per dag voor nodig. Gelukkig blijft mijn oudste zoon nu thuis en hij is redelijk enthousiast. Ik heb hem ervan moeten overtuigen dat boerenknecht zijn voor hem minder opbrengt dan eierboer te zijn. Als het eerste geld binnenkomt, zullen we zien of het bewaarheid wordt. “Chapeau”, – of in het Vlaams “Hoedje af” – zegt mijn buurman tegen me, “als jij die kippen bij je bedrijft neemt.”
“Het is een echte Vlaming”, zei mijn buur tegen zijn collega’s. Zelf kweekt hij alles wat begint met de ‘p’ van poignon – in het Nederlands zouden we zeggen met de ‘g’ van geld. Bij onze Franse (akkerbouw)producten zijn er heel wat die met de letter P beginnen: paille, patates, poules, poulets, en pois (stro, aardappelen, legkippen, braadkuikens en erwten). Toen ik hier aankwam, teelde ik ook maar twee akkerbouwproducten, net als de anderen. Maar, eerlijk gezegd, je kan daar niet rijk mee worden. Monocultuur dateert nog uit de tijd van Mansholt. Het kan misschien als je een heel groot bedrijf hebt, en dan nog. Hoe kan je nu in deze tijd geld verdienen, als je je meststoffen aan de ene kant van de wereld moet halen en dan je tarwe weer de andere kant moet opsturen tegen een veel te lage prijs. De tarwe die ik vandaag plant, moeten de meelhandelaars bij voorrang kopen. En de mest van mijn halal kippen, mijn twee hokken mestkippen en mijn legkippen is nu ruim voldoende zodat ik geen potas en fosfaat meer hoef aan te kopen.
Na weken droogte hebben we eindelijk op 17 oktober onze aardappelen ingeschuurd. Andere jaren konden we bij het inschuren telkens aardappelen in Big Bags verkopen aan Portugal of Spanje. Nu zien we hier geen enkele handelaar. Het is net alsof er niemand honger heeft.
Op 20 oktober beginnen we tarwe te zaaien, met als hoofdsoorten Soissons en Apache, twee variëteiten die weinig onderhoud vragen. Voor Soissons krijg ik zo’n 10% meer, daarom mag die variëteit iets minder opbrengen. Ze kost ook minder. Het koolzaad dat ik in de droge maand september gezaaid heb, is in plekken opgekomen. De planten die in deze maand oktober bovenkomen, zullen – vrees ik – de winter niet halen. Met mijn suikerbieten haal ik een rendement van 94 ton, aan 16% suiker voor de 40ste week. Waarschijnlijk het topjaar van mijn leven. Mijn conservenerwten brachten een 4000 euro op per ha, ook een topjaar. Maar de bonen die ik na de conservenerwten geplant heb, brachten amper 6 ton/ha op door de droogte.
Van de tarwe was het rendement zo’n 9 ton, net als vorig jaar. Er werden ook rendementen genoteerd van 13 ton, maar van sommige coöperaties hoorde ik dat er nogal wat boeren amper 7 ton per hectare geleverd hebben. Meestal hebben die op enkele percelen – weggemoffeld van de straat en niet zichtbaar – gewoon geen meststoffen aangebracht.
Bij het leveren van de tarwe hebben we een voorschotprijs van boven de 90 euro per ton gekregen. In Zuid-Frankrijk hebben de boeren zo’n 135 euro/ton gekregen, maar velen moeten nu het verschil terugstorten. Eigenlijk is die prijsdaling er maar gekomen toen wij in het noorden aan het dorsen waren. De zuiderse boeren waren twee weken eerder aan het dorsen en hun coöperatie kon die catastrofe niet voorzien.
Eerlijk gezegd, er komen meer en meer kleine veranderingen die ik vroeger nooit heb meegemaakt. Er zitten hier nog Franse appelboeren met hun appelen van vorig jaar in de koelcellen. Er zijn ook boeren met aardappelen en tarwe die al meer dan twee jaar oud zijn. Zelf heb ik mijn stro van vorig jaar niet helemaal willen verkopen. En kijk nu, had ik het geweten …

– Pierre Michels

augustus 4, 2009

De baas trakteert

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Ik heb me al honderd keer afgevraagd waarom je op de landbouwbeurs van Brussel bij al die meelhandelaren en banken volop drank krijgt en bij de Fransen in Parijs niks. Eindelijk heeft een vertegenwoordiger van het grootste Franse kippenslachthuis het me uitgelegd. In Frankrijk zijn het de kippenslachters of eierenhandelaars, enzovoort die de boer opzoeken om een stal te bouwen. Met het afnamecontract dat we met hen tekenen, mag je vrij een meelhandelaar kiezen, want ze produceren zelf geen meel. Maar ja, zo’n meelhandelaar is meestal 10 à 15% duurder dan de handelaar die aan het slachthuis verbonden is, en die handelaar krijgt van de vleesafnemer waarschijnlijk nog erg zware kwaliteitseisen opgelegd. Daarom kunnen ze ons niet trakteren op het landbouwsalon en daarom rijden ze met een klein autootje rond.
Wat die vertegenwoordiger me ook vertelde, is begrijpelijk hier, want ze hebben jaren enorme concurrentie ondervonden van de Belgische meelhandelaren. Franse kippenboeren die afhaakten met de groep Poux (of dat grote kippenslachthuis), zien we vaak terugkeren na enkele rondes met de prijzen van Deinze. Die marktprijzen van Deinze zijn heel goed in de zomer, maar voor de rest van het jaar zijn ze te laag. Zo kunnen de Fransen nu pronken met winstgrafieken die 20% of meer hoger zijn dan de gemiddelde Belgische prijs over vijf jaar gezien.
Eindelijk start ik in oktober met 5000 legkippen van het Label Rouge. Deze maand hoor ik dat de Franse autoriteiten toestemming geven om tot 6000 kippen per hok te houden en je mag twee hokken hebben op je boerderij. Ik vrees dat ze beginnen te panikeren dat er geen eieren meer zullen zijn in de toekomst. Label Rougekippen moeten een buitenloop hebben van 6 m2 per kip. In mijn geval komt dat neer op 2,5 ha. Ze zullen lopen op een droog stuk kalkgrond, waar toch bijna niks op groeit.
Toen ik mijn overeenkomst met de eierenhandelaar afsloot, betaalde hij 1,22 euro/kilo eieren of 16 eieren. Diezelfde 26 juni stond in Boer&Tuinder de prijs van 1,01 euro/kilo, wel voor scharreleieren. De volgende dag kwam de meelhandelaar die hij gestuurd had een contract afsluiten met mij. Ook die was 15% goedkoper dan degene die ik al had gekozen. Eigenlijk kan ik in Noord-Frankrijk maar tussen twee meelfabrieken kiezen die gespecialiseerd zijn in Label Rougemeel of 65% granen in het meel.
Op 7 juli vertrok de voorlaatste bus boeren van Ruddervoorde die ik dit jaar ontvang terug naar huis. Nu kan ik mij weer volop storten op de aankoop van tarwestro. Het kan nog veranderen, maar vorig jaar rond deze tijd had ik al ruimschoots mijn boekje volgeschreven. Nu heb ik maar een 200 van de 600 hectare kunnen aankopen. Misschien verandert het nog, maar al mijn cliënten zeggen njet (of nee).
Wintergerststro heb ik in overvloed aangekocht, de varkensboeren mogen gerust zijn. Zomergerststro verkoop ik aan de Nederlandse geitenboeren. Door de crisis die ik in mijn vorige dagboek beschreef, is er weinig zomergerst geplant, maar ik heb er wel kunnen kopen. Koolzaadstro moet ik van mijn Nederlandse afnemer niet kopen, of toch maar weinig. Dit moet bij hem verhakseld worden en dan verkoopt hij het als kattenbakvulling. Vanwege de crisis verversen zijn klanten waarschijnlijk hun kattenbak veel minder.
Het stro van de conservenerwten heb ik droog binnen gehaald en ik hoefde het niet in te wikkelen. Zo verkoopt het veel beter dan in plastic. Het hooi van de luchthaven zal moeilijk te verkopen zijn deze winter, want in Vlaanderen werd er ook veel hooi geperst en dus probeer ik het richting Parijs te verkopen.
Het ergste is de aankoop van tarwestro. Alleen de oude boeren zonder opvolger en jonge veeboeren zijn me trouw gebleven. De graanboeren willen me niks verkopen. Zij hakselen het, want de waarde van de meststoffen erin is tweemaal hoger dan de prijs die ik voor het stro betaal. Het geeft geen zin meer om te zeggen: “We kopen van je in goede tijden, maar je moet ook in slechte tijden aan ons verkopen.” Gelukkig ben ik niet alleen; mijn collega’s of concurrenten hebben hetzelfde probleem bij hun aankoop. Sommigen doen nog een wanhoopspoging, door met de boer op de dorser te onderhandelen en hen te overtuigen zijn stro te lossen. Ik kan dat niet doen, want ik zit zelf op de stropers en heb geen tijd ervoor.
Op 17 juli werd hier de laatste wintergerst geperst en binnengehaald. De strohandel heeft iets minder afgehaald. Het geeft niet, ik heb er ook minder binnen. Ondertussen heeft mijn Hollandse afnemer me opgebeld: ik mag nog volop koolzaadstro opkopen. Dus die crisis is toch minder erg. En met mondjesmaat komen er nieuwe klanten bij voor mijn tarwestro. Wel moet ik voor het tarwestro dezelfde prijs betalen als vorig jaar. Liever dat dan geen stro.
Vandaag, 4 augustus, is er algemene paniek. Iedere Franse boer belt me nu op dat hij stro voor me heeft, maar vanuit België komt er geen vraag. Het is niet meer prettig, maar gelukkig blijft het mooi weer en kunnen we mooi stro binnenhalen.
– Pierre Michels

april 2, 2009

Wie moet ik nog geloven?

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 7:19 pm

Vorig jaar was iedereen zeker dat de prijs van de landbouwproducten nooit meer zou dalen. We begonnen aan de hemel te denken, maar we zijn in de hel gevallen. Een mooi voorbeeld daarvan is de tarwe. Ik wou onlangs een deel van mijn nieuw uitgezaaide tarwe verkopen. De vertegenwoordiger die ik hiervoor aansprak, vroeg mij of ik dat niet aan een andere kon vragen … Vorig jaar liepen ze bij de oogst mijn erf op en af om toch maar aan tarwe te geraken en nu zitten ze hier met hun silo’s vol onverkoopbare granen. Dit jaar zullen ze zelfs geen enkele kilo zomergerst, erwten, haver enzovoort aankopen, want ze geraken niets kwijt.
Hier in Frankrijk legt het departement ieder jaar de tarweprijs van de coöp vast. Vorig jaar stond hij bij de oogst bijvoorbeeld op 135 euro per ton. Stijgt de tarweprijs, dan krijgen wij als coöperatieboeren een bijslag; daalt de prijs, dan krijgen we de vastgestelde prijs. Bij tarweprijzen van 300 euro vorig jaar, zijn er wel veel zelfstandige graanhandelaars bijgekomen en dat heeft voor een enorme concurrentie gezorgd. De directeurs van de coöps hebben in de zomer 2008 al hun wapens bovengehaald om toch graan aan te trekken en nu zitten ze allemaal met veel te duur graan – dat dus onverkoopbaar is. Binnenkort zullen wij op de vergaderingen van de coöperatie wel horen hoeveel miljoenen ze verloren hebben en wie gaat dat betalen – wij trouwe coöpboeren, en niet die overlopers!
Mijn ene coöp heeft zo zijn eigen manier om boeren met hun tarwe te lokken. Ze dachten dat de prijs van de tarwe na de oogst weer zou stijgen – en eigenlijk dacht iedereen dat, ik ook. Ze losten de karren tarwe van de eerste boeren gewoon op de grond naast de silo’s, goed in het zicht van de straat. De boeren die daar langskwamen, zagen die tarwe op het plein en dachten: “Tiens, ze moeten daar wel een goeie prijs geven, want hun silo’s zitten vol – waarom zou de tarwe anders buiten liggen in de regen?” De grote boeren of herenboeren – die traditioneel aan de zelfstandige handelaars verkopen – passeerden daar ook. Uit nieuwsgierigheid stuurden die hun ‘teeltverantwoordelijke’ naar de coöp om te horen welke prijs die zou bieden. Ze konden niet persoonlijk gaan, want in hun ogen zijn wij coöpboeren een soort ‘bende communisten’ en te klein om mee te praten. Die ‘chef’ kwam dan terug met twee prijzen: de gewone prijs voor als hij zelf zou aanvoeren, maar een hogere prijs als de herenboer het graan zou brengen. Wanneer er zo enkele herenboeren tarwe aanbrengen, geeft dat een enorm effect langs de weg. De boerinnen – die hier meestal de tarwe afvoeren – melden dan achteraf aan hun man in de maaidorser dat ze iets nieuws gezien hebben: die herenboeren kunnen ook met de tractor rijden en dan nog wel naar onze coöp! Als ze aankomen in de coöp en langs de weegbrug gepasseerd zijn, mogen die herenboeren, begeleid door een arbeider, binnen in de loods storten. Niet dat het een andere variëteit is dan de tarwe die buiten gestort werd, maar gewoon omdat zo’n chique boer niet kan achteruitrijden met zijn kar.
In Vlaanderen bestaat zo iets belachelijks niet, maar in Frankrijk is dit realiteit en ik weet zeker dat mijn Vlaamse collega-boeren in Wallonië datzelfde fenomeen ook kennen. En natuurlijk trekt mijn coöp met die technieken automatisch nog meer boeren aan, want volk trekt volk. Wie durft er trouwens naar een lege silo rijden? “Als een silo niet vol geraakt, dan moet eriets verkeerds aan de hand zijn”, denkt iedereen.
Mijn andere coöp maakt het nog bonter om die zelfstandige handelaars te beconcurreren. Nadat ze de laatste tarwe ingeslagen hebben, vertrekken de arbeiders en de verkopers van mijn coöp met hun auto’s en vrachtwagens naar het noorden – waar de oogst nog niet gedaan is en waar de thuisbasis ligt van hun concurrenten, de graanhandelaren. Daar proberen ze dan die zelfstandigen een loer te draaien. Op zo’n honderd meter voor de ingang van de concurrentie, houden ze alle tractoren met graan tegen en ze bieden die boeren een prijs ver boven de prijs die ze anders zouden krijgen. Die graanhandelaars zitten dan wel met een groot probleem: ofwel betalen ze meer – en die van mijn coöp vertrekken meteen want hun doel is bereikt – ofwel verliezen ze hun cliënten. Niet dat die boeren uit het noorden dan bij de coöp komen, want onze mannen kregen de opdracht de prijs zoveel mogelijk op te drijven zonder maar een kilo te kopen en met allerhande oneerlijke truken.
Zo zitten al de coöps vol onverkoopbare tarwe. Binnenkort zullen we erover vergaderen. Het is nu al zeker dat ze de nieuwe tarwe boven de oude zullen stockeren. Maar zullen ze bij de ban(k)dieten nog aan geld raken om ons voorschot voor 2009 te betalen? De coöperaties zijn in de jaren dertig van de vorige eeuw gestart vanwege de falende graanhandelaren en nu gaan ze zelf in de fout …

Pierre Michels

januari 30, 2009

De vliegveldboer

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Vorig jaar hebben ze naast mijn boerderij, dichtbij de stad Albert, een nieuwe luchthaven geopend. Die is een 220 ha groot, het landingsterrein beslaat zo’n 9 ha en is 2,2 km lang. Voorlopig landt er maar één vliegtuig per dag, dat wordt dan volgeladen met vliegtuigonderdelen en ’s avonds vliegt het ermee naar Toulouse, in Zuid-Frankrijk. Ik ben met mijn beide zonen een halve dag naar de lessen gegaan om kennis te maken met het interne reglement en met de radiozender leren om te gaan. Na de lessen hebben ze me een fluorescerend vest gegeven en een luchthavenpaspoort dat ik telkens bij me moet hebben.
Mijn eerste taak als boer is een grasveld van 30 ha rondom de landingsstrook te maaien, zodat de radiogolven niet vervormd worden en het vliegtuig op de juiste plaats landt. Dit jaar zat het er al bovenhands op. Bij het maaien moet ik in mijn tractor immers een radio om mijn nek dragen. Vanuit de toren roepen ze me dan op. Ze zeggen tweemaal je naam, meer mogen ze niet want alles wordt op band opgenomen. Toen ik hierop niet reageerde, kwam de brandweer me onmiddellijk halen, met loeiende sirene. Bij de directeur kreeg ik een hele tirade te horen en ik lag bijna buiten. Allez, ze hebben me nu een brandweerman als copiloot gegeven en al wat die hoeft te doen, is naar de zender luisteren.
Mijn tweede werk op de luchthaven gebeurt in de winter. Als de landingsbaan glad is, word ik betaald om ze te sproeien. Op de tarmac van de luchthaven mag geen zout gestrooid worden want dat zou het aluminium van de vliegtuigen aantasten, dus in de plaats wordt er alcohol gesproeid. Dat soort alcohol kost zo’n 300 euro per ha asfalt en het werkt soms maar een uur. Bovendien moet je dat sproeien tien minuten vóór het vliegtuig landt. De directeur van de luchthaven rekent lang vooraleer hij ons laat sproeien, want de landingstaks is voor een vligrtuig is ongeveer 1000 euro, en het sproeien kost 2700 euro – enkel voor het product dus zonder ons werk erbij te tellen. Meestal word ik om 6 uur ’s ochtends gebeld om met mijn tractor met sproeimachine naar de luchthaven te rijden. De automobilisten die mij volgen, zullen zeker denken dat ik getikt ben: een boer die zo vroeg, in de vrieskou gaat sproeien!
Mijn derde werk is sneeuw ruimen. Dat begint om 2 uur ’s morgens. Op mijn Valmet van 100 pk hebben ze een sneeuwblad van vijf meter breed gemonteerd. Ik heb het dit jaar voor het eerst mogen gebruiken. Ik begin van in het midden van de landingsbaan, met een schuin blad en ik moet meer dan 40 km per uur rijden. Het is het mooiste en plezierigste werk dat je met een tractor kunt doen. Na het sneeuw ruimen moet ik zo snel mogelijk ijsvrij sproeien, om dan naast het personeel bang af te wachten of het vliegtuig dat uit de wolken tevoorschijn komt niet van de landingsbaan zal glibberen. Wie er dan verantwoordelijk is, weet ik niet. Soms heb ik bijvoorbeeld enkele sproeidoppen die niet werken, over heel de lengte.
Voor het sneeuw ruimen en sproeien word ik betaald. Ik heb op de luchthaven eveneens op de vrije zones zo’n 60 ha gras mogen zaaien: 15 ha Engels raaigras waar ik hooi van maak en zo’n 45 ha Italiaans gras dat ik maai juist voor het zaad afvalt en waar ik voordroog van maak. Omdat die grond geëffend werd en het gras er zo arm is, kon ik het eerste jaar maar één snede oogsten. Het gras is uitstekend geschikt voor paarden. Het zou moeten vertrekken naar een Belgische afnemer, die het in pakjes van 5 kg steekt en het winkelklaar maakt.
Voor het gras heb ik mij volledig moeten uitrusten in materieel. Om te beginnen hebben de loonwerkers hier geen grasmaaiers; als ze dan toch een grasmaaier hebben, dan hebben ze geen toelating om op de luchthaven te komen. De dichtstbije vierkantepakkenwikkelaar was in België, hier zijn ze gewoon om ronde balen te maken. Daarom heb ik me een getrokken maaier van vijf meter aangeschaft, een schudder van vijftien meter en een autonome wikkelaar die pakken van twee meter maakt. Om 19 uur moet ik telkens de vlieghaven verlaten, daarom breng ik die voordroogpakken naar de boerderij, om ze daar ‘s nachts in te wikkelen. Dat zorgt ook voor minder schade aan de pakken.
Het is ongelooflijk hoeveel mensen van op de straat staan te kijken naar die grote schudder van 15,4 meter. Er is daar wel een groot probleem mee: als er ergens op 13 meter een paal staat, dan kan ik er niet langs.
Het hooi van 2008 kan ik aan een 80 euro handelsprijs en 110 euro particuliere prijs heel goed verkopen. De volgende jaren zal ik proberen om het hier lokaal te verkopen. Er zitten in mijn buurt ook paardenliefhebbers en maneges. Als het weer het toelaat, zal ik misschien in 2009 geen voordroog maken. Dat kost te veel en de cliënt ziet niet wat er in dat pak zit. Ik zie er een fiasco in. En bovendien is het gras van een vlieghaven – waar er zoveel wind is – niet hetzelfde als mijn natte weiden in Vlaanderen. Dat hooi kan niet anders dan drogen.
Het hooi van die luchthaven heb ik dus gratis, mits ik die 30 ha maai. Het kost mij enkel de meststoffen die ik erop strooi. Kon ik maar aan varkensmengmest geraken, dan was het allemaal winst. Dit jaar verlies ik er geld op omdat ik me die specifieke machines en de meststoffen moest aanschaffen. Ik hoop dat 2009 beter zal zijn, of anders ‘Vaarwel luchthaven!’
Pierre Michels

november 28, 2008

Het verhaal van Bronfay

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Het is nu negentig jaar geleden dat er een einde kwam aan de ‘Grote Oorlog, die later de naam ‘Eerste Wereldoorlog’ kreeg. Vandaag beschrijf ik in mijn dagboek – vooraleer het vergeten raakt – wat ik daar nog van ondervind en hoe mijn voorganger deze boerderij weer opgebouwd heeft.
Henri Salvaudou, een jonge Zuid-Franse boerenzoon, startte hier zijn bedrijf bij het begin van de oorlog; het lot wilde dat hij vier jaar later hier – op dezelfde plek – zijn laatste vriend die overbleef en die aan het doodbloeden was, over zich heen heeft getrokken om te ontsnappen aan een Duitse bajonet. De oorlog heeft toen nog drie maanden geduurd. In mijn huis – dat tijdens de oorlog als eerste verzorgingspost diende voor het Engelse en soms het Franse leger – zijn minstens 537 gewonde Engelse soldaten gestorven. Die liggen nu begraven aan de overkant van de straat.
De jonge boer leende van zijn familie het nodige geld om het huis gedeeltelijk op te knappen en trok er met zijn jonge bruid in. Na de oorlog bestond de boerderij uit twee eenheden: een schapenboerderij en een koeienboerderij van 60 melkkoeien en 348 ha land. Toen de Duitse herstelbetaling aankwam, bouwde hij een koestal van 1000 m2, twee stroschuren plus schapenstal van 1200 m2 en een hooischuur van 600 m2. Hij verbreedde en verlengde het huis en bouwde er nog een bovenverdieping op voor de tientallen knechten die op de boerderij werkten. Die knechten waren zo enthousiast over hun mooie kamers met radiatoren en warm water, dat ze niet naar huis wilden. Als deel van zijn oorlogschadevergoeding kreeg hij ook een Duitse vrachtwagen. Die heeft hij met zijn werklvolk gedemonteerd en opnieuw gemonteerd, alleen om te weten hoe het ding werkte. Je moet wel voor ogen houden dat ze die grote oorlog te paard gestart waren en dat ze hem mechanisch eindigden.
Als ze in de zomer op hun eerst geëffende velden een enorme wildgroei van distels opmerkten, wisten ze meteen dat er daar vochtige soldatenlijken onder de grond zaten. Ieder jaar slaagde hij erin om met zijn knechten en zijn paarden zo’n 10 ha grond te effenen en weer in cultuur te brengen. Soldatenkelders timmerden ze dicht met hout en vulden ze op met aarde. Kleine bomtrechters vulden ze op met harde cement in jute zakken, dikke balken en alle rommel die ze tegenkwamen. Met de prikkeldraad die soms diep in de grond verstrengeld was geraakt, hadden ze het meeste werk. Beneden aan de hoeve had er een smalle munitiebevooradingstrein gereden. Daar bouwde hij nu een loskaai om zijn 80 hectare suikerbieten af te voeren naar de suikerfabriek in Dompierre.
Achteraan ons huis was er een enorm diepe mijnput, waar de jonge boerin elke dag vers regenwater ging halen om hun maaltijden mee te bereiden. Toen ze na enkele jaren haar knechten de put liet dieper maken omdat er niet meer genoeg water in de put zat, stootten die tot hun ontsteltenis op een paardenlijk! Ze hadden de smaak of de geur van het water nooit verdacht gevonden en waren er ook niet ziek van geworden.
Omdat er tijdens de oorlog geen wild afgeschoten was, had de boer de volgende jaren maar een half uur nodig om vijf hazen te schieten en hij kon met gemak zo’n vijftig vossen per jaar bejagen. Jammer genoeg is hij failliet gegaan in de jaren dertig, en zo heeft mijn grootvader deze hoeve dan kunnen kopen.
Ik kom vandaag de dag nog steeds 1 à 2 bommen per jaar tegen, soms 1 meter hoog en 200 kg zwaar, die werden afgeschoten door scheepskanonnen die op treinwagons gemonteerd waren. Toen we deze zomer met een hydraulische machine de kalkachtige bovenlaag aan het afgraven waren, kwamen de voeten, benen, heup en daarna de borstkas – verder beschrijf ik het niet – van een mooie, jonge, gewapende, Franse soldaat tevoorschijn die met helse pijnen gestorven moet zijn. Hij lag in foetushouding, net alsof hij in zijn moeders buik zat. En op nog geen tien meter daarvandaan lag een Duitse soldaat, in uitgestrekte houding, met zijn ogen naar de hemel gericht. Aan zijn heup hing zijn lederen kogelhouder, waar zeker nog honderd geelblinkende kogels in zaten, doorboord door andere kogels. Bij ons in die kalkgrond roesten ijzer en koper veel minder dan in leemgrond; leemgrond roest op zijn beurt weer minder dan zandgrond.
Niet ver van mijn huis ben ik per ongeluk op een heel lange loopgraaf gestoten. Die was gevuld met Franse wijnflessen, maar er lagen ook Engelse Schweppesflessen waar de naam in het glas gegoten is. De onderkant van de fles eindigde op een pin zodat je ze kon vastzetten in de loopgraven. Ik vond er ook potjes kaviaar uit Astrachan en inktpotten.
Omdat de eerste 32 tanks van mijn bedrijf vertrokken zijn, heb ik ook een rupsschoen van zo’n tank gevonden. Jammer genoeg heb ik die aan een souvenierjager weggegeven. Dat doe ik nu niet meer; ik houd nu alles zelf bij.
Er komen nu meer en meer Engelse en Franse kinderen kijken naar de oorlogsvelden van hun grootvaders. De laatste jaren werden er veel musea bijgebouwd, er was zelfs ooit sprake van dat mijn boerderij omgebouwd zou worden tot een museum. Daar zou ik me wel fel tegen verzetten, nu ik meer en meer de geschiedenis van de Bronfay ken – de Bron van België, met aan de overkant de Kaap van Frankrijk of Cappy. Het was vroeger een prinsendom net als Monaco en Liechtenstein, die ook aan de rand van een land liggen.
Op het internet zijn er 280 sites die over mijn boerderij spreken; je vindt er ook 2 sites over de Romeinse villa die er vroeger stond. Zoek maar eens waar koning Clovis, de heerser van Europa, woonde en je komt bij mij terecht. Officieel woonde hij in Soisson, de wapenstad, maar de werkelijkheid was anders. Clovis was die koning die na zijn dood Europa verdeelde onder zijn vier zonen. Wij zijn geen klein volk!

– Pierre Michels

oktober 3, 2008

Stro verkocht. Mijn jongste zoon ook?

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Wat een drukke rotzomer. We hebben de oogst binnengehaald voor de maand augustus. Gelukkig dat we nu al enkele jaren enkel nog de variëteit Soissons zaaien. Mijn technieker zegt dat niemand dit ras nog zaait omdat het rendement ervan iets lager ligt dan bij die nieuwe variëteiten. Hij vergeet er wel bij te vertellen dat Soissons een fungicidenbehandeling minder nodig heeft en dat hij er dus minder aan verdient. Maar ik kijk in mijn zak: mijn tarwe is geoogst op tijd en nu kan ik stro persen bij andere boeren. Soissons brengt 9200 kg/ha op, maar ik krijg er 10% meer voor, dus verdien ik er evenveel mee als de anderen met hun 10.200 kg – met minder onkosten.
Mijn technieker klaagt dat in de coöperatieve 50% van de tarwe door de droger moet, en over heel het departement. Vandaag – op 27 september – ligt er hier en daar nog tarwe buiten, niet afgedekt, want ze is gedorst met tussen 16 à 18% vocht. Als ze die opscheppen, komt er zo’n 30 cm korst bovenaan los. Die tarwe binnen stockeren, mag zeker niet. Als gevolg daarvan moet de maïs dit jaar veertien dagen later gedorst worden, want er is nog geen plaats bij de drogers. Ik denk dat ze me nu niet meer uitlachen met mijn twintig jaar oude variëteit!
Eind september moet ik nog zo’n 30 ha stro persen, maar ik toon me liever niet bij die boeren. Ik hoop dat ze het in brand steken, als het tenminste nog wil branden. Twee maanden hebben we gesukkeld om het stro binnen te krijgen en van het veld te verkopen. Zelfs in mijn schuur ruikt het muf. Ik vraag me af wat er naar Vlaanderen vertrokken is.
Een boer hier, die strocliënt is bij mij, is plots overleden. Tja, als ze die zijn stro verkopen, weet ik automatisch dat ze geen opvolger hebben. Mijn oudste zoon van 24 jaar wou op zijn eigen boeren; daarom hebben we samen met de eigenares de gronden bezocht, de gebouwen en machines bekeken. We moesten van haar een bod doen, want ze wist zelf nog niet hoeveel ze wou. We informeerden ons bij de boekhouder voor de prijzen van pachtovername; de waarde van gebouwen vroegen we aan een notaris. Onze gedetailleerde en samengevoegde prijsofferte brachten we naar de eigenares en die heeft gewoon de gebouwen voor meer geld aan stadsmensen verkocht en de grond aan een grotere boer verhuurd. Nu maken we nooit meer zo’n gedetailleerde prijsofferte op! Er zullen zeker nog kansen komen voor mijn zoon en hij heeft immers nog geen vrouw.
Mijn tweede zoon, van 21 jaar, heeft ‘kennis’; hij is dus verloofd met een boerenmeisje uit ons dorp. Het is begonnen op een veld naast onze hoeve. Zij stond daar de hele namiddag naar ons te kijken terwijl we stro aan het persen waren, maar ze keek het meest naar de nieuwe verreiker, met mijn jongste zoon erin. En ’s anderendaags, aan een nieuw veld, was ze er opnieuw en toen zag ik haar bij hem instappen. Het is net alsof er een nieuw tijdperk in mijn leven begonnen is – zeker in het zijne. Omdat mademoiselle bij hem in de verreiker zat, reed hij niet meer zo snel en zelf kon ik met mijn verreiker de twee persen van mijn vrouw en mijn oudste zoon niet bijhouden, zodat er tegen de avond overal op het veld stropakken achterbleven. Op de duur kon ik hem overtuigen om liever ’s avonds met zijn liefje naar de cinema te gaan – wat hij vroeger nooit deed. Mijn vrouw en ik hebben hem dan overtuigd dat hij tegen haar moest zeggen dat hij geen tijd heeft en dat hij overdag moet werken. Dadelijk antwoordde ze hem: “Als jij geen tijd hebt, dan kan je ook mijn 100 ha niet beboeren.” Toen hij dat hoorde, is zijn verstand helemaal in zijn broek gezakt. Hij beseft ook wel dat mijn bedrijf niet groot genoeg is om twee jonge boeren op te starten. Ja, ze heeft hem zelfs kunnen overtuigen om naar de landbouwuniversiteit te gaan, hij moet boeren.
Als vader heb ik mijn zonen uitgestuurd van Gent tot Parijs; ik heb vele zaterdagnachten wakker gelegen. Ik wist dat die Franse gewoonte bestond, maar ik had niet gedacht dat dit ons zou overkomen. Het is hier de vrouw die haar boer kiest. Ze kiest liefst en bijna uitsluitend iemand uit hetzelfde dorp, want dan hoeft die niet ver om met zijn paard – nu tractor – om haar erfenis te bewerken. Zo heb ik mijn buur van 35 jaar pardoes van de trap van zijn maaidorser zien vallen, toen er daar een twintigjarige met haar blote benen op de auto zat … en nu is ze zijn vrouw. Ik lachte daar toen mee, maar lachen ze nu niet met ons? De dorpelingen zeggen: “Het is echt de dochter van haar moeder. Die heeft haar man ook zo bekoord en dan nog wel aan de keukentafel. Dat is hier blijkbaar een traditie. Ik ben gelukkig dat ze op tijd op papier staat, anders vergeet je dat.
Ze kennen elkaar amper een maand en ze spreken al over hun trouwdatum. Ik raadde hen aan om hun datum zo te kiezen dat er een ander koppel enkele dagen voor hen trouwt. Dan hoeft mijn vrouw geen drie dagen uit te trekken om de kerk te poetsen. Wie weet zal ik mijn toekomstige kleindochter kunnen helpen oriënteren met: “Die jonge gast moet ge pakken want hij heeft veel geld!”
Als haar moeder – mijn toekomstige schoondochter – maar niet dwarszit, want het is wel een moeder-op-dochtertraditie.

– Pierre Michels

juli 11, 2008

Hoe het de humusplunderaar verging

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

De tarwe is kort dit jaar, is weinig uitgestoeld – door die koude maand maart – en staat rechtop. Korte, weinig uitgestoelde en rechtstaande tarwe kan je hoger dorsen, om brandstof te sparen. Het stro was de afgelopen twee jaar wel al erg duur. Wie gaat dat nog kunnen betalen als het dit jaar nog duurder wordt? In mijn omgeving zijn een loonwerker en een tweede boer nu ook gestart met stro te verkopen. Als dat elders in Frankrijk ook zo aan ’t toenemen is, dan krijgen we een groot aanbod …
De Franse schuren zijn dit jaar totaal leeg, net als in België. De Franse veeboeren zijn vorig jaar bedrogen geweest bij het aankopen van hun stro en ze beconcurreren mij dit jaar nog meer. Zij ruilen 1 ton stro voor 1,5 ton stalmest uitgevoerd of 3 ton gestort aan de boord van het veld.
Begin juni ben ik gestart met stro aan te kopen – veel vroeger dan normaal – omdat ik van overal berichten krijg over torenhoge aankoopprijzen. In Duinkerke geven ze 40 euro/ton voor los stro op het veld; zelfs tot ver tegen St.-Omer zitten ze aan die prijzen. In Rijsel (of Lille) geven ze 50 euro/ton; rond Reims 25 euro. Het is alsof iedereen zichzelf wil indekken. Er is geen samenhorigheid meer.
Toen ik ging aankloppen bij de boeren die mijn dichtste buren zijn, kon ik niks kopen. Ze hadden allemaal wel een reden. Er zijn er heel wat die met hun nieuwe maaidorser opnieuw zelf hakselen; dus die verkopen niets meer. Anderen zitten op hun velden met potasverlies, en ze hebben hun stro nodig om humus in de grond te brengen. Nog anderen vonden zeker dat ik al te rijk aan het worden was. Kortom, ze hadden allemaal een reden om geen stro te verkopen aan mij.
Vroeger vond ik in mijn dorp al genoeg stro; nu moet ik daarvoor in 20 dorpen langsgaan. In een van die dorpen, bij mijn eerste cliënt, vernam ik dat er binnenkort een ruilverkaveling start. We zijn dan samen zo’n 50 meter verderop naar zijn buurman gereden en ook daar kon ik stro kopen. Nadien heb ik dat hele dorp afgelopen, maar bij sommige trotse Franse boeren kon ik toch geen stro kopen. Daar zullen ze me deze zomer zeker beschouwen als stroplunderaar van het dorp. En nog een ding staat vast: ik ga me zeker niet vertonen op hun bal van 14 juli (hun nationale feestdag) want een Fransman die ‘s nachts dronken wordt, vliegt nogal rap een andere in de haren – zeker als het om grondruil zal gaan.
Vermits dit project toch enkele jaren duurt en ze hun humusrijke gronden misschien zullen verliezen om stroarme gronden in de plaats te krijgen, ben ik er zeker van dat ze volgend jaar zelf naar mij zullen komen. Is de vrede er opnieuw en zijn hun nieuwe percelen over enkele jaren definitief toegewezen, dan stuur ik een Vlaamse mesthandelaar naar hun dorp …
Na heel wat onderhandelen, had ik nu toch al enkele cliënten. In andere dorpen kreeg ik helemaal geen stro te pakken. Het was een ontmoedigend en vermoeiend werk, zodat ik op een gegeven ogenblik toen ik het erf van een boer opreed, gewoon in slaap sukkelde. Die boer kwam uit zijn huis en hij kreeg medelijden met mij en verkocht me al zijn stro. “Wordt dat nu mijn nieuwe techniek?” dacht ik toen.
Er is iets fouts aan mijn aankooptechniek. Wij Vlamingen zijn – net als onze verre neven, de Duitsers – nogal kortaf als we spreken. De Franse noemen ons daarom ‘de barbaren’. Wat er in mijn hoofd zit, dat vertaal ik gewoon in het Frans. “Heeft u stro te koop? Ik betaal zoveel.” Hun antwoord is dan: “Nee.” En dan kan ik weer in mijn auto kruipen en naar de volgende rijden.
Daarom ben ik een nieuwe techniek beginnen toepassen, als een Belg die van alle markten thuis is. Als ik nu aankom bij nieuwe Franse boeren, die me enkel kennen ‘van horen zeggen’, begin ik met hen te praten over van alles en nog wat. Ik praat zeker niet over stro of over geld. Na een tijdje merk ik dan op dat ze – terwijl ze antwoorden op al mijn vragen – aan het rekenen zijn welk veld stro ze me zouden kunnen verkopen. Zelfs de prijs is dan niet belangrijk meer. Zo heb ik toch mijn hectares stro kunnen kopen. ’t Was wel minder dan vorig jaar, ik heb er veel verder voor moeten rijden en ik zal ook meer tijd nodig hebben om al dat stro op te halen. Ik hoop trouwens dat de veeboeren hier wel meer geld gaan verdienen want ze zullen al dat dure stro moeten kunnen kopen.
Vorig jaar vertelde ik al dat er hier in Picardië plannen waren voor een biomassacentrale die elektriciteit zou produceren door stro te verbranden. Dat idee was er al enkele jaren tevoren gekomen, toen de graanprijzen laag stonden. Ik had toen ook al het gevoel dat die centrale er nooit ging komen – al was er veel over te doen omwille van de Kyotonormen. Wel, ik had gelijk: er komen voorlopig geen stroverbrandingsinstallaties in Picardië en alle vergaderingen die we erover gehad hebben, dienden dus tot niets.
– Pierre Michels

mei 16, 2008

Mijn ‘seizoens-trek’

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Ieder jaar bij het begin van de lente drijven de Zuid-Franse boeren hun kudde koeien of schapen vanuit de vallei de hogere groene vlaktes op. Meestal gaan die boeren gedurende enkele dagen op stap met hun dieren. Hun kinderen lopen vooraan om de dieren samen te houden. Als ze de dieren door de dorpen drijven, wordt er hier en daar een feestje gebouwd. Bij andere dorpen hebben de burgemeesters die boerenweggetjes geasfalteerd en er huizen langs gebouwd, met erbij horende geparkeerde auto’s en bloementuintjes. Die nieuwe inwoners zien die deze folklore wel graag, maar niet te dicht bij hun deur …
Voor mij is de ‘seizoenstrek’ gelijk aan de verhuis van mijn rijdende, gemotoriseerde boerderij naar het noorden. Het traject duurt wel maar vier uur, maar het vraagt toch veel inspanningen en kopzorgen vooraf. Vooreerst het laden. Er moeten machines mee, plantaardappelen, maïszaad, smeermiddelen, olie, sleutels … En specifiek voor Vlaanderen: een spade en een ketting; want je kunt je daar met je tractor goed vast rijden in de grond. Hier in Picardië gebeurt dat niet, de wielen slippen gewoon door. Voor mij persoonlijk pak ik een dikke portefeuille in, mijn bril, mijn gsm – met de erbij horende telefoonnummers van loonwerkers, mengmestboeren, meststofhandelaars … – en een koffer met kleren.
Vooraleer ik vertrek, moet ik alles nog een laatste maal goed controleren. De big bags met aardappelpoters nog eens vastsnoeren, alles tegen de regen beschermen. Ik moet ook aan mijn vrouw zeggen dat ze me niet te vaak mag bellen – niet alleen omdat mijn telefoonkaart anders te snel op is …
Op 21 april ben ik uit de Sommevallei vertrokken. Ik rij richting Douai, op een mooie – volgens ons vlakke – straat met weinig hindernissen, weinig industrie en met mensen die niet haastig zijn, hoewel hun bieten en aardappelen al geplant zijn. Onderweg zit je zo aan alles te denken. Het valt me bijvoorbeeld op hoe verschillend de Vlamingen en de Fransen elkaar groeten. Meestal kopieer ik de gewoonten van de Vlamingen. ’s Morgens of in de loop van de dag zeg ik: “Bonjour”, en ik druk hen de hand. Dat vinden de Fransen wel raar; zij knikken gewoon en voegen eraan toe “Dag …” en de voornaam. De Fransen lachen met ons povere gebaar en noemen dat de ‘saluts Belges’, alsof onze manier van elkaar te begroeten minderwaardig is. Maar wat ik hier als Vlaming bij de Fransen al gezien heb, dat vind ik zelf gênant. Mijn twee geburen stapten onlangs uit hun tractor en begonnen daar te midden op het veld elkaar te kussen of ‘On se fait la bise.’ Ik wist niet dat ze neven van elkaar waren, maar het doet wel raar om zoiets te zien. Ik veronderstel dat die mensen dit vroeger ook al deden.
Hoe meer ik Vlaanderen nader, hoe meer huizen, wegversmallingen en omleidingen ik om me heen zie. Het ziet ernaar uit dat het platteland één en al stad wordt. Jammer …
Als ik in Grammene aankom, is het eerste wat ik doe de meststofstrooikar van de handelaar reserveren. Dan controleer ik of de veeboer de stalmest goed heeft opengespreid op het aardappelveld en of de varkensboer de drijfmest op het maïsland heeft uitgevoerd. Na het strooien van het aardappelveld, heb ik de grond in één bewerking klaar gemaakt. Hier in Frankrijk hebben we van die heel smalle 6-tand diepgronders, die onafhankelijk vooraan de rotoreg de grond in de diepte loswoelen. Dus ik heb mijn land niet geploegd, met uitzondering een plek waar heel veel overwinterd gras stond.
In Frankrijk heb ik ondervonden dat de planten twee dagen vroeger uitkomen op niet geploegde grond. Ik ben wel benieuwd of dit ook zo zal zijn Vlaanderen. Vorig jaar heb ik het met de suikerbieten in Vlaanderen ook zo gedaan en dat is me enorm meegevallen. Nu de energie schaarser wordt, gaan die gronden in Vlaanderen opnieuw meer hun voordelen tonen tegenover de Franse. We beseffen het nog niet, maar je hebt minder energie nodig om die Vlaamse gronden te bewerken en er te oogsten. De velden zijn er bovendien ook veel vlakker. Het enige probleem is dat de grond in Vlaanderen wel erg duur is. Maar ja, goede grond is nooit te duur en slechte grond is altijd te duur. Zo was het vroeger en dat komt ook terug.
Hier in Frankrijk, vóór de Eerste Wereldoorlog of later ook – toen de munitiefabrieken geen stikstof produceerden – lagen de leemgronden om de drie jaar braak. Zo deden ze dat hier gedurende eeuwen. En als je in Vlaanderen met één paard kan ploegen, heb je er hier meerdere nodig. Rond Parijs was je verplicht om met ossen te ploegen; die zijn trager maar wel sterker. Dat komt erop neer dat je met minder energie meer rendement hebt in Vlaanderen, zeker als je weet dat je in onze Vlaamse zandbak zonder beregenen soms twee gewassen – gras én maïs – kan telen in één seizoen. Wil je in juni ploegen in Picardië, dan moet je eerst enkele dagen beregenen vooraleer je de grond klein krijgt.

– Pierre Michels

maart 21, 2008

Het voorjaar van 2008

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Langzaam begin ik te beseffen dat dit voorjaar niet hetzelfde is als de andere. Vroeger berekenden we alles en probeerden te besparen op alle producten en op alle werkwijzen. Als we dan nog geld overhielden van de premie, waren we tevreden. Nu vlieg ik daar op los en ik koop alles wat de grond of de teelten en de boerderij nodig hebben. Kort gezegd: het heeft geen zin meer om geld op de bank te plaatsen. Je kunt niet meer verdienen dan door meststoffen, kalium, stikstof, brandstoffen, olie, touw, humus … aan te kopen. Je kan je geen betere intrest indenken. Die producten worden immers steeds zeldzamer en je hebt ze vroeg of laat toch nodig. Ik heb zelf twee treinwagontanks gekocht van 160.000 liter. Daar ga ik wel geen water in opslaan. De Franse belastingen en het ziekenfonds zullen de eerste jaren vloeken, want ik wil mijn winst (hoop ik) mooi investeren in brandstofaankopen.
Binnenkort is Frankrijk voorzitter van de EU. Vorige zomer heeft onze Franse president alle groene vriendjes van de milieubewegingen laten vergaderen over de toekomst van onze planeet. Onze Franse Boerenbond was er ook bij, maar heel wat leden hebben die vergadering niet bijgewoond omdat ze hun oogst moesten binnenhalen op dat ogenblik. Dat was ten minste officieel hun excuus, maar waarschijnlijk dachten ze eerder: “Wat kan je daar gaan doen als ze je toch allemaal de schuld geven?” Kort gezegd, onze bestuursleden hebben toen een echte stommiteit begaan en het spijt ze nu enorm om dat ze er zo weinig aandacht aan besteed hebben. Sarkozy is er ook naartoe gekomen en hij heeft alles overgeschreven, op één uitzondering na: dat kernenergie niet vervuilend is.
Binnenkort neemt Frankrijk dus het Europese leiderschap voor zes maanden over. Verwacht u er maar aan, collega’s, dat er verandering zal komen alsof er drie Vera Dua’s tegelijk aan het bewind zijn. Er lekt hier het een en ander uit. Enkele voorbeelden. Je mag er 100% zeker van zijn dat je een derde van je actieve tijd in de papieren terechtkomt. Er zullen voorlopig ook slechts 60 actieve chemicaliën overblijven – voor alle plantenziekten en alle insecten. En voor zo ver ik de Fransen ken, zullen ze de actieve stoffen overhouden die ze voor de granen en maïs nodig hebben; maar de groenteboeren, ik denk niet dat ze die hier kennen! We zullen kwaad zijn als ze die wet erdoor drukken, maar uiteindelijk zal het – hoop ik – toch in het voordeel zijn van ons allemaal.
Ik vraag mij wel af waarom ze dit niet eerst eens een jaartje in Frankrijk uitproberen. Nee, ze maken er meteen een wet van voor heel Europa. Zijn ze bang dat de Franse boeren op straat zouden komen en de rest van Europa afwijzend zal staan? Maar ja, ik ga liever naar de dokter met een zere rug dan met een ongeneeslijke ziekte.
Er is ook goed nieuws. Zo’n vijftien maanden geleden schreef ik in mijn ‘Dagboek’ over ‘La différence’ of ’t verschil tussen mijn Franse en Vlaamse premie-aanvraag. Ik loofde de Fransen voor hun eenvoud, beleefdheid en hulpvaardigheid en deed mijn beklag over de botheid, onverschilligheid en enorm gecompliceerde reuzedossiers in Vlaanderen. Godzijdank hebben ze nu langs Vlaamse kant grote verbeteringen aangebracht: ze werden minder streng op braak, ze gebruiken zelfs het woordje ‘hulp’. Voorlopig kan ik nog niet echt vergelijken met het Franse dossier, want de Belgische documenten zijn mij enorm snel toegestuurd dit jaar, wat goed is. Het enige wat ik niet graag van Franse zijde verwacht, is die 3% verplichte braak. Dat is in België ook afgeschaft, dus België 1 punt en Frankrijk 0.
In de maand mei komt er een bus Vlaamse boeren uit de streek van Philippeville op dagreis naar mij. Het is de eerste generatie, die in de jaren 50 vertrokken zijn naar Wallonië. Hun kleinkinderen spreken Frans. Naar ik hoor zijn er nu in Wallonië nog een stuk of drie verenigingen van uitgeweken Vlamingen. Ze noemen zich ‘Boerinnenbond’, want de naam ‘Boerenbond’ mogen ze ginder niet gebruiken.
Onlangs kwam de baas van de grote coöperatie bij mij langs voor nieuwe adressen van Vlaamse mestexporteurs. Ik verstond heel goed dat bij de Fransen de vraag naar mest aan het groeien is. Ik hoop dat jullie er een mooie prijsverhoging mee verkrijgen. Een verwittigd man is er immers twee waard!
In Vlaanderen hopen ze nu dat ze Franse bietenpulp zullen kunnen krijgen volgend jaar. Maar met de sluiting van Abbeville – in een redelijk grote veestreek – vrees ik dat de resterende fabrieken zeker minder bietenpulp zullen over hebben voor de Vlamingen. Ook zeer eigenaardig deze winter was dat de Vlaamse suikerfabriek mij verplichtte geen bieten meer te planten, terwijl de Franse fabriek mij voorzichtig dreigde deze quota niet te verkopen en mij bijkomende quota wilde aansmeren.

– Pierre Michels

januari 11, 2008

Mijn twee opvolgers

Filed under: Pierre Michels — melkbrigade @ 12:00 am

Ik herinner mij nog goed dat de bus mij in de jaren 70 – toen er weinig autobussen waren – een uur te vroeg aan de schoolpoort afzette, om daarna protesterende boeren op te pikken. Langs de school passerend, wierpen die betogers piratenbommetjes door de bovenste sleufraampjes (die dienden als airco avant la lettre) en soms was er dan eentje dat ze niet op tijd naar buiten kregen. Dat waren volgens mij meer feestende dan protesterende boeren. Zeker mijn wijlen vader, want hij die kwam meestal ladderzat thuis. Toen zij gingen betogen, was dat volgens hun eigen zeggen nooit voor henzelf; zij gingen betogen voor de andere boeren een steuntje in de rug te geven. Want in de bus begon eerst de ene en dan de andere op te scheppen dat hij zijn varkens, aardappelen enzovoort duur verkocht had. Als ze dan aankwamen in Brussel, waren ze er allemaal van overtuigd dat ze goed geboerd hadden. Maar Mansholt, met zijn nieuwe Europese politiek, heeft ze allemaal de das omgedaan. Om te overleven hebben die kleine, multifunctionele boeren schaalvergroting, specialisatie en monocultuur moeten toepassen.

Eind jaren 70 ben ik – op aandringen van mijn vader – naar de Franstalige landbouwschool in Ath gegaan. In die landbouwschool zegden de professoren dat je je maar best in iets specialiseert. Vandaag zeggen ze dat waarschijnlijk nog steeds. Toen ik afgestudeerd was in Ath, ben ik geëmigreerd naar Frankrijk omdat er geen toekomst meer was in Vlaanderen. Toen ik hier in Frankrijk begon te boeren, heb ik dat de eerste tien jaar gedaan met enkel granen en suikerbieten. Mijn twee zonen heb ik niet naar de landbouwschool gestuurd, want om een monocultuur te telen heb je niet een hele landbouwopleiding nodig. Daarbij komt nog dat ik vond dat er niks meer mee te verdienen was.
Ik word nu 50 jaar. Ik ben zelf een zoon van een multifunctionele boer. Ik heb eieren geraapt, koeien gemolken, varkens gevoederd, rapen getrokken … Ik heb al de werkzaamheden op zo’n bedrijf meegemaakt maar ik heb aan mijn beide zonen enkel granen en bieten leren telen. Met andere woorden Europa heeft ervoor gezorgd dat onze zonen monocultuurboeren geworden zijn, met alle nefaste gevolgen van dien. Daarom ga ik de volgende tien jaar zoveel als het mogelijk is met mijn zonen terug naar multifunctioneel boeren, als het maar niet te laat is. En dan heb ik nog een groot geluk dat ze beiden willen boeren.
Mijn oudste zoon heeft al bij andere boeren gewerkt zodanig dat hij me soms corrigeert als ik een fout maak. Hij zal mij vanaf dit jaar op de boerderij bijstaan. Mijn jongste studeert energie aan de universiteit van Duinkerke en hij wil nadien naar Parijs. Van mij mag hij verder studeren, als hij in de zomermaanden maar op de hoeve helpt. Zonder die twee zonen valt heel mijn bedrijf in elkaar.
En plannen dat die twee maken; het is ongelooflijk. “Papa”, (als ze dat zeggen, zitten ze met iets in hun hoofd), “je moet niet meer met de tractor en de frontlader stro samenzetten en naar de schuur brengen. Je moet met zo’n nieuwe verreiker werken.” “Ja, maar wat gaan die Fransen zeggen? Ik herinner me nog hoe de Fransen opkeken drie jaar geleden, toen ik met een nieuwe full option op straat kwam.” “Papa, de machinehandelaar zegt dat je vooruit moet kijken. En bovendien, als we er een kopen, zal hij er een sticker ‘En location’ (verhuurd) op plakken zo valt dat minder op.”

Vooruit, ik ben dus terug de multifunctionele toer aan het opdraaien, voorlopig een beetje tegen de Europese richtlijn in. De rendementen zullen iets dalen, de controle erover ook. Eén ding is zeker, de mest die op mijn land komt, zou ik het liefst zelfs volledig op mijn eigen boerderij willen produceren.
We starten dit jaar met legkippen ‘plein air’ (scharrelkippen die buitenlopen), zo’n 7000 stuks op een gesloten weiden van vier ha. Daarbij hebben we ook mestkippen en halal kippen.
We bouwen een nieuwe loods van 1200 m² voor meer stro en hooi op diezelfde weide. Ik heb hier 100 ha gras mogen zaaien op een dichtbij gelegen luchthaven om vanaf dit jaar gratis te hooien. Eigenlijk had ik die mannen een brief geschreven om het gras in mijn toekomstige biogasinstallatie te verwerken, maar die mag ik van de Fransen niet bouwen. En nu hebben ze mij toch tot grasboer gebombardeerd, eigenlijk mooi meegenomen en niet verwacht.

– Pierre Michels

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.